Ingediend | 26 februari 2013 |
---|---|
Beantwoord | 18 maart 2013 (na 20 dagen) |
Indiener | Agnes Wolbert (PvdA) |
Beantwoord door | Martin van Rijn (staatssecretaris volksgezondheid, welzijn en sport) (PvdA) |
Onderwerpen | voeding zorg en gezondheid |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2013Z03663.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20122013-1682.html |
Ja.
De verantwoordelijkheid voor verstandig omgaan met voedingsreclame gericht op kinderen ligt zowel bij ouders in het kader van opvoeding als bij de industrie en mediapartijen, in het kader van zelfregulering. Deze verantwoordelijkheid van de industrie en mediapartijen brengt met zich mee dat dit kritisch bediscussieerd wordt en de stappen terecht nauwlettend gevolgd worden. De afgelopen jaren heeft de Federatie Nederlandse Levensmiddelen Industrie een aantal maatregelen genomen, hetgeen heeft geleid tot verbetering van de situatie. In 2010 is de reclamecode aangescherpt met de leeftijdsgrens van 7 jaar.
Tevens heeft de FNLI haar leden opgeroepen om geen reclame te richten op kinderen van 7 tot 12 jaar, tenzij zij hun reclamebeleid toelichten op www.zorgvuldigereclame.nl. In de praktijk blijkt dat de industrie ten aanzien van de invulling en reikwijdte van deze oproep hier verschillend mee omgaat. Momenteel ben ik hierover in overleg met de FNLI en ik verwacht dat zij haar verantwoordelijkheid pakt. Ik vertrouw er op dat de industrie hierop stappen blijft zetten en zal de ontwikkelingen daarin vanzelfsprekend nauwlettend blijven volgen.
Ten aanzien van de doelgroep kinderen is door de partijen die gezamenlijk het adverterend bedrijfsleven vormen in de Reclamecode geregeld dat reclame voor voedingsmiddelen gericht op kinderen onder de 7 jaar niet is toegestaan. Partijen die zich niet aan de afspraak houden voor deze doelgroep, kunnen via de Reclame Code Commissie ter verantwoording worden geroepen. De Reclame Code Commissie is in dit proces transparant: de uitspraken zijn openbaar en voor iedereen te raadplegen. Daarnaast spreek ik de FNLI actief aan op haar verantwoordelijkheid om te komen tot heldere, zorgvuldige afspraken voor reclame gericht op kinderen en naleving hiervan door de partijen.
Ja, ik ben ervan op de hoogte dat foodwatch pleit voor een zichtbaar stoplicht-model op verpakkingen voor vet, suiker en zout, in plaats van het huidige Vinkje. Er is veel onderzoek gedaan naar zowel de werking van het Vinkje als die van het stoplichtensysteem. Hieruit blijkt niet dat het ene systeem beter of slechter zou zijn dan het andere. Zo laat het «Flabel-project» (www.flabel.org/en/) zien dat een goede werking van een logo mede afhangt van de begeleidende communicatie.
Mijn beleid is gericht op het op positieve wijze stimuleren van gezonde voeding bij een zo groot mogelijk deel van de Nederlandse bevolking. Breed gebruik van en communiceren over het logo «Vinkje», dat het kiezen van gezondere levensmiddelen eenvoudiger maakt, past binnen dit beleid. Onderzoek naar het begrip van het Vinkje laat zien dat rond de 90% van de consumenten het Vinkje herkent. Het is dus een zeer bekend logo.
Een nadeel van het door foodwatch voorgestelde stoplichtenmodel, ten opzichte van het Vinkje, is dat het voor consumenten niet eenvoudig is om binnen een productgroep een gezondere variant te kiezen. Het is immers lastig om bijvoorbeeld een oranje kleur voor verzadigd vet af te wegen tegen een oranje kleur voor zout/natrium. Met het Vinkje kan de consument snel een beter product kiezen binnen een productcategorie.