Ingediend | 15 februari 2013 |
---|---|
Beantwoord | 15 april 2013 (na 59 dagen) |
Indiener | Lea Bouwmeester (PvdA) |
Beantwoord door | Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD), Martin van Rijn (staatssecretaris volksgezondheid, welzijn en sport) (PvdA) |
Onderwerpen | organisatie en beleid zorg en gezondheid |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2013Z03201.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20122013-1998.html |
Ja.
Als er bij een dergelijke tragische gebeurtenis ook nog sprake is van onduidelijkheid en onenigheid, dan is dat onwenselijk.
Ja. Ik vind dat zorginstellingen ouders en/of andere direct betrokkenen tijdig en juist dienen te informeren over de toedracht van een calamiteit en hen dienen te betrekken bij onderzoek hiernaar. Om de positie van de patiënt te versterken, wil ik hiervoor extra wettelijke waarborgen creëren. Zo zal ik in de derde nota van wijziging van de Wet cliëntenrechten zorg, die u in april 2013 zult ontvangen, een plicht voor aanbieders opnemen om incidenten te melden aan de cliënt, diens vertegenwoordiger en/of diens nabestaanden en hiervan aantekening te maken in het dossier. In het recente debat over de IGZ heb ik dat reeds toegezegd.
SEIN heeft onderzoek gedaan naar het overlijden. Het is gebruikelijk dat een zorginstelling dit onderzoek zelf doet. De IGZ heeft wel vooraf de opzet van dit onderzoek beoordeeld en achteraf de bevindingen en de daaruit voortvloeiende verbetermaatregelen. In de rapportage die SEIN heeft opgesteld naar aanleiding van het overlijden van de desbetreffende cliënt, zag de IGZ op dat moment geen aanleiding om de calamiteit nader te onderzoeken.
De melding van de ouders van de cliënt bevatte echter nieuwe informatie. Dit was voor de IGZ reden om vervolgonderzoek in te stellen. De IGZ kwam in haar eigen onderzoek tot andere conclusies dan de zorginstelling.
Naar aanleiding van deze casus heeft de IGZ haar werkwijze aangescherpt. Voortaan wijst de IGZ zorgaanbieders er bij het beoordelen van hun onderzoeksopzet uitdrukkelijk op dat zij bij het interne onderzoek ook de cliëntvertegenwoordigers moeten betrekken.
Ja. Zie ook het antwoord op vraag 4.
De betreffende uitspraak vind ik onbegrijpelijk en de Inspectie betreurt deze.
Deze calamiteit was – gecombineerd met eerder bij de inspectie gemelde incidenten – aanleiding voor de IGZ om SEIN een aantal verbetermaatregelen op te leggen. De IGZ volgt de implementatie hiervan nauwgezet.
De calamiteit waarbij de betreffende cliënt is overleden, heeft geleid tot verbetermaatregelen die SEIN in den brede in de organisatie moet implementeren. Deze brede verbetermaatregelen volgt de IGZ door middel van algemeen toezicht. De IGZ toetst dan niet alleen die onderdelen van de zorg die primair met de calamiteit te maken hebben, maar kijkt in bredere zin naar de implementatie van verbetermaatregelen en de gevolgen hiervan voor veiligheid van zorg.
Zoals op 14 maart 2013 met uw Kamer besproken, wordt er naar aanleiding van de onderzoeksrapporten van de heer Van der Steenhoven en mevrouw Sorgdrager, een verbetertraject voor de IGZ in gang gezet. De focus van dit verbetertraject ligt op het scherper toezien op veilige zorg. Gezien het reeds lopende verbetertraject zie ik geen reden om een aanvullend onderzoek in te stellen naar het handelen van de IGZ in deze specifieke casus.
Zie tevens mijn antwoord op vraag 3, 4 en 9. Tevens verwijs ik u hiervoor naar de kabinetsreactie op de onderzoeksrapporten van de heer Van der Steenhoven en mevrouw Sorgdrager (kenmerk: 33149–17) en het recent met uw Kamer daarover gevoerde debat.
De vragen van het Kamerlid Bouwmeester (PvdA) over onderzoek door de Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ) bij overlijden in zorginstelling (2013Z03201) kunnen tot mijn spijt niet binnen de gebruikelijke termijn worden beantwoord. De reden tot het uitstel is dat ik voor een goede beantwoording van de vragen momenteel nog afstem met betrokken partijen.