Ingediend | 4 februari 2013 |
---|---|
Beantwoord | 25 februari 2013 (na 21 dagen) |
Indiener | Joram van Klaveren (PVV) |
Beantwoord door | Lilianne Ploumen (minister zonder portefeuille buitenlandse zaken) (PvdA) |
Onderwerpen | internationaal ontwikkelingssamenwerking |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2013Z02051.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20122013-1373.html |
Ja, ik ben bekend met dat artikel.
Ik vind dat landen die op grond van hun inkomen in staat moeten worden geacht hun eigen ontwikkeling te financieren, niet meer in aanmerking zouden moeten komen voor bilaterale steun van de Europese Unie. Dat geldt ook voor China. De Europese Unie heeft aangegeven in haar programmering voor de periode 2014–2020 af te zien van het verlenen van zogenaamde «klassieke» ontwikkelingssamenwerking aan deze landen. Steun, bijvoorbeeld ter versterking van maatschappelijke organisaties, blijft nog wel mogelijk.
Ik ben niet van mening dat Nederland de steun aan landen in transitie in de Arabische regio moet stopzetten. Met het oog op onder andere (lokale, regionale en zelfs wereldwijde) stabiliteit en veiligheid is aandacht en steun voor deze landen cruciaal.
Een aanzienlijk deel van het budget voor ontwikkelingssamenwerking wordt besteed aan sociaal-economische en politieke ontwikkeling van ontwikkelingslanden. Hiermee draagt Nederland mede bij aan de verbetering van de stabiliteit en veiligheid in de wereld en dus ook in Nederland.