Ingediend | 30 januari 2013 |
---|---|
Beantwoord | 18 februari 2013 (na 19 dagen) |
Indiener | Helma Lodders (VVD) |
Beantwoord door | Sharon Dijksma (staatssecretaris economische zaken) (PvdA) |
Onderwerpen | dieren landbouw |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2013Z01664.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20122013-1334.html |
Ja.
De huidige Nederlandse toelatingen voor het toepassen van deze middelen zijn beoordeeld volgens het op dat moment geldende toetsingskader. Volgens deze beoordelingen voldeden de middelen aan de norm voor bijen bij juist gebruik volgens de bijbehorende wettelijke gebruiksvoorschriften.
Daar waar het gebruik van neonicotinoïden de risiconormen voor bijen overschrijden, worden passende maatregelen genomen. In Nederland zijn in dit kader de gebruiksvoorschriften van de toegelaten middelen in 2010 en in 2011 aangescherpt in verband met de toen bekende effecten van neonicotinoïden op bijen. In januari 2013 heeft EFSA nu haar herbeoordeling van de effecten van neonicotinoïden op bijen gepubliceerd waarbij enkele nieuwe acute risico's voor bijen zijn geïdentificeerd en daarnaast veel ontbrekende gegevens (data gaps). Daarover is uw Kamer 22 januari 2013 geïnformeerd per brief. De herbeoordeling van EFSA is gebaseerd op een «voorlopig» nieuw toetsingskader waarin nieuwe wetenschappelijke inzichten zijn verwerkt. Een compleet nieuw toetsingskader zal eind mei 2013 beschikbaar komen.
Ondanks dat het «voorlopige» nieuwe toetsingskader nog niet compleet is en veel onzekerheden (data gaps) bevat, mogen de signalen van de EFSA herbeoordeling op het punt van hoge risico’s voor de gezondheid van bijen niet worden genegeerd. Daarom heb ik de Europese Commissie voorgesteld om op communautair niveau actie te ondernemen.
De Europese Commissie heeft intussen conceptvoorstellen met de lidstaten besproken en zal eind februari komen met definitieve voorstellen voor acties op communautair niveau. Daarover stemmen de lidstaten vervolgens. Ik heb uw Kamer over deze conceptvoorstellen en de Nederlandse reactie daarop per brief van 12 februari 2013 geïnformeerd. Communautaire actie vertaald zich vervolgens door op nationaal niveau voor Nederlandse toepassingen.
Ja. Uit de uitkomsten van de analyse van het bedoelde onderzoek blijkt dat in negen van de tien monsters geen neonicotinoïden werden aangetroffen. In een monster werd thiacloprid, een neonicotinoïde, gevonden in een gehalte onder een voor bijen schadelijk niveau. Verder werden residuen van stoffen aangetroffen die voorheen een toelating hadden of nooit een toelating hebben gehad als gewasbeschermingsmiddel in Nederland. Niet bekend is of er in dit geval een relatie is tussen de aangetroffen stoffen en de hier waargenomen bijensterfte. Op grond van deze monsteruitslagen is de suggestie in de gestelde vraag dat er geen directe relatie zou zijn tussen bijensterfte en neonicitinoïden niet te bevestigen noch te ontkennen.
In de praktijk (hommelproductiebedrijven, bestuivingsimkers, vooral in kassen) wordt waargenomen, dat bijen en hommels die moeten foerageren op met neonicotinoïden behandelde gewassen stoppen met foerageren of uitwijken naar andere planten. Deze waarnemingen zijn niet kwantitatief. In de wetenschappelijke literatuur wordt over «repellency» van deze middelen gesproken.
Dat betekent dat foeragerende bestuivers met middel behandelde planten afwijzen. Maar ook hier is weinig kwantitatief onderzoek gedaan in het veld. Vaak weigeren bijen in een laboratoriumonderzoek een suikerbron met een toegevoegde pesticide pas bij hogere concentraties dan die in het veld voorkomen.
De UNEP (United Nations Environment Programme) heeft geconstateerd dat bijensterfte een multifactorieel probleem is; één factor is de parasiet Varroa destructor.
Sinds de jaren »90 van de vorige eeuw financiert het ministerie het honingprogramma, dat voor 50% vanuit EU-gelden wordt gecofinancierd.
Dit programma richten we in Nederland specifiek op de varroa-mijt en de bestrijding daarvan. Uw kamer is hierover geïnformeerd op 29 mei 2009 (TK 31 700 XIV nr. 154), op 21 juni 2011 (TK 32 372 nr. 53) en 15 juni 2012 (TK 32 372 nr. 94).
De EFSA herbeoordeling betreft enkel de effecten van neonicotinoiden op de gezondheid van bijen. De EFSA herbeoordeling is dan ook geen onderzoek naar de oorzaak van de verhoogde bijensterfte van de afgelopen jaren.
U bent hierover separaat geïnformeerd voor het Algemeen Overleg over de Landbouw- en Visserijraad op 13 februari 2013.
Dit is helaas niet gelukt.