Ingediend | 22 januari 2013 |
---|---|
Beantwoord | 29 maart 2013 (na 66 dagen) |
Indieners | Ahmed Marcouch (PvdA), Pierre Heijnen (PvdA) |
Beantwoord door | Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD), Ronald Plasterk (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (PvdA) |
Onderwerpen | bestuur openbare orde en veiligheid organisatie en beleid rijksoverheid |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2013Z00948.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20122013-1835.html |
Een brede geïntegreerde aanpak is ingezet om het normoverschrijdende gedrag dat diverse leden van motorclubs vertonen en de ondermijnende georganiseerde criminaliteit een halt toe te roepen. Daartoe worden gecombineerd bestuurlijke, fiscale en strafrechtelijke instrumenten ingezet. Aandacht voor zogeheten outlawbikers in overheidsdienst is een van de speerpunten in het plan van aanpak bestrijding 1%-motorclubs, zoals gemeld in de brief van de minister van Veiligheid en Justitie van 17 augustus 2012 aan de Tweede Kamer (Kamerstukken II 2011/12, 29 911, nr. 71). Hierbij is de vraag aan de orde hoe het lidmaatschap van een 1%-motorclub zich verhoudt tot goed ambtenaarschap. Daarvoor verwijzen wij u naar het antwoord op de vragen 3 en 4.
Uit recent onderzoek binnen de gemeente Amsterdam is gebleken dat drie ambtenaren lid zijn van een 1%-motorclub. Eén daarvan is recent veroordeeld tot een gevangenisstraf, met als gevolg dat tegen deze persoon een arbeidsrechtelijke procedure is gestart. Aangezien de procedure binnen de gemeente nog loopt, kan verder niet op de specifieke stand van zaken en de functies van de medewerkers worden ingegaan en evenmin op de vraag in hoeverre de aanpak wordt gehinderd door deze dienstverbanden.
Het kabinet acht het ongewenst dat een ambtenaar – ook in privésituaties – willens en wetens in omgevingen met personen verkeert, die min of meer structureel normen en wetten overtreden. Het lidmaatschap van een vereniging waarvan de leden crimineel gedrag vertonen, is als een dergelijke situatie te beschouwen. Dit schaadt en schendt het vertrouwen in het ambt en de overheid. Het spreekt voor zich dat deze ongewenstheid in elk geval van toepassing is op lidmaatschap van zogenoemde Outlaw motorclubs of wel een 1%-motorclub. Deze kenmerken zich immers door het feit dat zij zich erop laten voorstaan dat hun leden min of meer structureel normen en wetten overtreden.
Integriteitsbeleid bij de overheid is gekoppeld aan goed ambtenaarschap en goed werkgeverschap. Deze begrippen zijn verankerd in artikel 125ter van de Ambtenarenwet. Goed ambtenaarschap houdt onder meer in dat de ambtenaar zorgvuldig en zich van zijn verantwoordelijkheid bewust, omgaat met bevoegdheden, middelen en informatie en het algemeen belang dat hij dient, leidend laat zijn. Tevens dient de ambtenaar in staat te zijn verleidingen te weerstaan en, beter nog, te voorkomen dat hij in risicovolle situaties terecht komt. Ook onderdeel van het goed ambtenaarschap is dat de ambtenaar de regels interpreteert naar de letter èn de geest; dat hij een zorgvuldige afweging maakt van de legitieme rechten, belangen en verwachtingen, ook in situaties waarbij het niet (onmiddellijk) duidelijk is wat de juiste keuze is. Daarnaast dient de ambtenaar bereid te zijn om zijn overwegingen (vooraf dan wel achteraf) te toetsen en daarover verantwoording af te leggen. Een ambtenaar kan disciplinair worden gestraft wegens plichtsverzuim wanneer hij zich niet gedraagt zoals dat van een goed ambtenaar mag worden verwacht.
Bij de invulling van het goed ambtenaarschap mogen aan sommige functies zwaardere eisen worden gesteld. Dat is bijvoorbeeld het geval bij vertrouwensfuncties.
Het als overheidswerkgever maatregelen overwegen en nemen, die de persoonlijke levenssfeer van ambtenaren aangaan, veronderstelt een zorgvuldige afweging van belangen. De wetgever heeft deze belangenafweging neergelegd in de Ambtenarenwet. Enerzijds dient een ambtenaar zich conform artikel 125a van de Ambtenarenwet te onthouden van de uitoefening van het recht van vereniging en vergadering, indien door uitoefening van deze rechten de goede vervulling van zijn functie of de goede functionering van de openbare dienst, voor zover deze in verband staat met zijn functievervulling, niet in redelijkheid zou zijn verzekerd. Anderzijds dient de overheid als werkgever zich conform artikel 125ter Ambtenarenwet als goed werkgever te gedragen. Dit betekent in casu dat de overheidswerkgever een zorgvuldige afweging moet maken, indien hij constateert dat een ambtenaar zich begeeft in een ongewenste omgeving. Het ambtenarenrecht en het integriteitsbeleid bieden voldoende mogelijkheden om als werkgever maatregelen te nemen als sprake is van plichtsverzuim. Strafontslag is daarbij de meest zware maatregel. Ook is ontslag wegens ongeschiktheid mogelijk.
Zie antwoord vraag 3.
In essentie dient ook in de markt een werknemer zich als een goed werknemer te gedragen en dat houdt in dat hij zijn werkgever geen schade moet berokkenen. De afweging kan echter bij een marktwerkgever tot een andere uitkomst leiden, omdat het oordeel afhankelijk is van taken en functie.
In antwoord op de vragen 3 en 4 hebben wij reeds aangegeven dat het lidmaatschap van een 1%-motorclub voor iemand in overheidsdienst onwenselijk is.
De minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties zal in zijn contacten met de medeoverheden de norm uitdragen dat ambtenaren ook in privésituaties niet willens en wetens in omgevingen met personen verkeren, die min of meer structureel normen en wetten overtreden en hen verzoeken hieraan aandacht te besteden in bijvoorbeeld de gedragscodes.
De minister voor Wonen en Rijksdienst zal bezien op welke wijze hij deze norm meeneemt bij een actualisatie van de Modelgedragscode Integriteit Sector Rijk. Vooruitlopend hierop zal door de mnister voor Wonen en Rijksdienst door middel van een circulaire de sector Rijk worden geïnformeerd over deze norm.
Als signalen daar aanleiding toe geven zullen leidinggevenden hun medewerkers op een dergelijk lidmaatschap aanspreken en met hen in gesprek gaan over de vraag of dat lidmaatschap al dan niet verenigbaar is met de ambtelijke functie en over eventuele consequenties voor de ambtelijke functie.
Gelet op het voorgaande achten wij een onderzoek als door vragenstellers voorgesteld niet nodig. Met de nu in gang gezette maatregelen zal het doel dat wordt nagestreefd naar onze mening worden bereikt.
Met betrekking tot de schriftelijke vragen van de leden Marcouch en Heijnen aan de ministers van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en van Veiligheid en Justitie over het ontslaan van Hells Angels in dienst van de overheid, ingezonden per 22 januari 2013 met kenmerk 2013Z00948, deel ik u mede namens de minister van Veiligheid en Justitie mede dat het niet mogelijk is deze vragen binnen de gestelde termijn te beantwoorden. Het verzamelen van de gegevens die nodig zijn voor de beantwoording vergt meer tijd. Voorts is er verband tussen de gestelde vragen en de op 31 januari 2013 door de leden Dijkhoff en Marcouch ingediende, en op 5 februari aangenomen, motie waarin de regering wordt gevraagd voor 1 april 2013 te komen met een nader gespecificeerde richtlijn met betrekking tot de verenigbaarheid van het lidmaatschap van een outlawmotorclub met de ambtelijke functie (Kamerstukken II 2012/13, 29 628, nr. 364). Beantwoording van de gestelde vragen zal derhalve in samenhang met de reactie op bedoelde motie tegen laatstgenoemde datum plaatsvinden.