Kamervraag 2012Z22302

Het niet uitkeren van de premieoverschot door enkele overlijdensrisicoverzekeraars bij het voortijdig stopzetten van de verzekering

Ingediend 18 december 2012
Beantwoord 30 januari 2013 (na 43 dagen)
Indiener Henk Nijboer (PvdA)
Beantwoord door Jeroen Dijsselbloem (minister financiën) (PvdA)
Onderwerpen economie overige economische sectoren
Bron vraag https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2012Z22302.html
Bron antwoord https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20122013-1142.html
1. Geldgids van december 2012
  • Vraag 1
    Bent u bekend met het artikel «Haal je geld terug»?1

    Ja.

  • Vraag 2
    Bent u ook van mening dat overlijdensrisicoverzekeraars het zogenaamde premieoverschot bij het voortijdig stopzetten van de verzekering door de consument moeten uitkeren of een doorlopende premievrije polis moeten aanbieden?

    De regels over het al dan niet uitkeren van een premieoverschot of het aanbieden van een premievrije polis staan in boek 7 van het Burgerlijk Wetboek (BW). Verzekeraars moeten deze regels volgen voor zover het dwingend recht betreft. In het eerste lid van artikel 978 van boek 7 BW is geregeld dat indien sprake is van een verzekering die stellig voorziet in een of meer uitkeringen, de verzekeringnemer het recht heeft de verzekering geheel of gedeeltelijk door de verzekeraar te doen afkopen. Er is sprake van verzekeringen die stellig tot uitkering komen indien vanaf het begin vaststaat dat de verzekeraar op enig moment verplicht zal zijn een of meer uitkeringen te doen. Hierbij kan men o.a. denken aan de levenslange overlijdensverzekering en de verzekering van kapitaal op vaste termijn. De verzekeraar kan echter in zijn polisvoorwaarden afwijken van dit recht. Dit blijkt uit artikel 986, derde lid, van boek 7 BW. De verzekeraar is derhalve niet te allen tijde verplicht om bij het voortijdig beëindigen van de verzekering over te gaan tot afkoop van de verzekering.
    Dit is echter anders bij het tweede lid van artikel 978 van boek 7 BW over premievrije voortzetting. Het tweede lid is dwingend van aard. Er kan niet ten nadele van de verzekeringnemer hiervan worden afgeweken, indien de verzekeringnemer een natuurlijk persoon is en de verzekering niet gesloten is in verband met de uitoefening van een beroep of bedrijf. Het tweede lid bepaalt dat indien de verzekering een premievrije waarde heeft, de verzekeringnemer het recht toekomt, haar premievrij te doen voortzetten. Lid 2 ziet naast verzekeringen die stellig tot uitkering leiden ook op langdurige tijdelijke overlijdensrisico-verzekeringen, waarbij een jaarlijks gelijkblijvende premie wordt betaald.
    Dit recht kan alleen worden uitgesloten door de verzekeraar indien de premievrije waarde beneden een bij algemene maatregel van bestuur vastgestelde grens van 5000 euro blijft. Deze grens is echter niet van toepassing op verzekeringen die periodiek tot uitkering komen, waarbij het recht op premievrije voorzetting dus nooit kan worden uitgesloten.
    Ik ben uiteraard van mening dat verzekeraars de bepalingen van het BW na dienen te leven, wat dus betekent dat afhankelijk van de polisvoorwaarden, de aard van de verzekering, de aard van verzekeringnemer en de omvang van de premievrije waarde, de verzekeraar verplicht kan zijn de verzekering af te kopen of de verzekeringnemer een premievrije polis aan te bieden.

  • Vraag 3
    Bent u bereid de Autoriteit Financiële Markten (AFM) erop te attenderen dat een aanzienlijke minderheid van overlijdensrisicoverzekeraars het premieoverschot niet lijkt uit te keren en ook geen doorlopende premievrije polis aanbiedt bij het stopzetten van de verzekering en dat zulks evident niet in het belang van de klant is?

    Ik heb de AFM geattendeerd op het wettelijk kader waarmee zij bekend was en daarbij aandacht gevraagd voor de eventuele niet-naleving van de regels door verzekeraars. De AFM kan in dit kader ook de norm uit artikel 32 van het Besluit Gedragstoezicht financiële ondernemingen Wft toepassen die sinds 1 januari 2013 van kracht is. Uit dat artikel volgt dat productaanbieders bij de ontwikkeling en de evaluatie van hun producten het klantbelang voldoende moeten meewegen. Daarbij kijkt de AFM naar de totale werking van het product en de toegevoegde waarde van het product voor de doelgroep van het product. De AFM signaleert mogelijke problemen in de markt en doet bij signalen onderzoek naar de mate waarin producten het klantbelang centraal stellen. Hierbij is het van belang om niet alleen naar specifieke productkenmerken te kijken, maar ook naar de totale werking van het product onder verschillende markt- en klantomstandigheden en of andere relevante regels worden nageleefd. Als daar bevindingen uitkomen die daar beleidsmatig aanleiding toe geven zal ik u over eventuele vervolgstappen informeren.

  • Vraag 4
    Bent u bereid een globale inventarisatie te maken van verzekeringsproducten waarbij gedurende de looptijd sprake is van een premieoverschot (komt dit bijvoorbeeld ook voor bij levensverzekeringen?), zodat consumenten weten wanneer zij bij het stopzetten van de verzekering geld terug kunnen vragen?

    Op dit moment acht ik het niet opportuun om een globale inventarisatie te maken. De wettelijke bepalingen bieden afdoende waarborgen voor de consument om hun recht tot afkoop van de verzekering of premievrije voortzetting van hun verzekering bij de verzekeraar af te dwingen. Daarop is voldoende toezicht (zie antwoord op vraag 3).

  • Vraag 5
    Bent u bereid over bovenstaande problematiek in overleg te treden met de verzekeringssector en hierbij tevens de AFM te betrekken, ook in het licht van nieuw te ontwikkelen producten?

    Er heeft reeds overleg met het Verbond van Verzekeraars plaatsgevonden over deze problematiek. Het Verbond zal naar aanleiding hiervan bij haar leden nagaan hoe verzekeraars met een premieoverschot omgaan bij beëindiging van de verzekering en zo nodig wijzen op noodzakelijke aanpassingen. Ik zal daar een vinger aan de pols houden.

  • Mededeling - 11 januari 2013

    Naar aanleiding van schriftelijke vragen van het lid Nijboer over het niet uitkeren van het premieoverschot door enkele overlijdensrisicoverzekeraars bij het voortijdig stopzetten van de verzekering (ingezonden op 18 december 2012) deel ik u mee dat het niet mogelijk is deze vragen binnen de gestelde termijn te beantwoorden. De oorzaak hiervan is dat nog niet alle informatie verkregen is die voor beantwoording nodig is.


Kamervraag document nummer: kv-tk-2012Z22302
Volledige titel: Het niet uitkeren van de premieoverschot door enkele overlijdensrisicoverzekeraars bij het voortijdig stopzetten van de verzekering
Kamerantwoord document nummer: ah-tk-20122013-1142
Volledige titel: Antwoord op vragen van het lid Nijboer over het niet uitkeren van het premieoverschot door enkele overlijdensrisico-verzekeraars bij het voortijdig stopzetten van de verzekering