Ingediend | 16 november 2012 |
---|---|
Beantwoord | 27 december 2012 (na 41 dagen) |
Indieners | Astrid Oosenbrug (PvdA), Ahmed Marcouch (PvdA) |
Beantwoord door | Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
Onderwerpen | criminaliteit openbare orde en veiligheid recht staatsrecht |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2012Z19609.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20122013-916.html |
Ja.
Opsporingsberichtgeving richt zich in de eerste plaats op verdachten van strafbare feiten en veroordeelden. Slechts bij hoge uitzondering wordt opsporingsberichtgeving ook ingezet om getuigen van strafbare feiten te achterhalen.
De criteria voor het inzetten van opsporingsberichtgeving zijn opgenomen in de Aanwijzing opsporingsberichtgeving van het openbaar ministerie. Deze criteria hebben vooral betrekking op de aard van gepleegde misdrijven (misdrijven waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten), de noodzaak het middel in de desbetreffende fase van het onderzoek in te zetten afgezet tegen andere opsporingsmogelijkheden, en de effectiviteit van de inzet van het middel. Deze criteria gelden voor de opsporing van zowel verdachten als getuigen.
Ten behoeve van de opheldering van ernstige misdrijven mag van burgers gevraagd worden om, onder veilige omstandigheden, informatie te verstrekken aan de opsporingsdiensten. In dit kader worden soms oproepen gedaan om getuigen die zich in de buurt van de plaats van het delict hebben bevonden te achterhalen via de (lokale, regionale of landelijke) media. Wordt inbreuk gemaakt op de privacy van een getuige door beeldmateriaal uit te zenden, dan is daarvoor toestemming van de officier van justitie nodig. Naarmate het gepleegde misdrijf zwaarder is en de maatschappelijke impact ervan groter, rechtvaardigt het belang van opheldering van het misdrijf een zwaardere inbreuk op de privacy van derden.
De officier van justitie beslist na weging van alle hiervoor genoemde criteria. De privacy-inbreuk wordt zo beperkt mogelijk gehouden door beelden te kiezen of zo te bewerken dat herkenning in beginsel alleen door de getuige zelf of naasten van de getuige mogelijk is. Zijn er feiten en omstandigheden aanwezig in de aard van de op te sporen delicten of de persoon van de verdachte waardoor de veiligheid van de getuige, door deze in beeld te brengen, in gevaar komt, dan wordt afgezien van het tonen van de beelden van getuigen.
Momenteel wordt gewerkt aan actualisering van de Aanwijzing opsporingsberichtgeving. Hierin zal explicieter worden aangegeven onder welke omstandigheden en met welke waarborgen gebruik kan worden gemaakt van opsporingsberichtgeving om getuigen te achterhalen. Het uitgangspunt zal blijven dat het middel met betrekking tot het achterhalen van mogelijke getuigen slechts in uitzonderlijke gevallen zal worden toegepast en aan bovengenoemde voorwaarden zal moeten voldoen.
Zie antwoord vraag 3.
Zoals aangegeven in het antwoord op vraag 4 is de bescherming van de privacy van getuigen een belangrijk element bij de afweging om het middel in te zetten. Vanwege het feit dat getuigen zelf, anders dan verdachten, geen actieve rol hebben gespeeld in het plegen van de strafbare feiten, wordt aan de bescherming van de privacy van getuigen extra gewicht toegekend.
Hierbij deel ik u mede dat de schriftelijke vragen van de leden Oosenbrug en Marcouch (beiden PvdA) van uw Kamer aan de Minister van Veiligheid en Justitie over de privacy van getuigen van misdrijven (ingezonden 16 november 2012) niet binnen de gebruikelijke termijn kunnen worden beantwoord, aangezien nog niet alle benodigde informatie is ontvangen. Ik streef ernaar de vragen zo spoedig mogelijk te beantwoorden.