Ingediend | 30 oktober 2012 |
---|---|
Beantwoord | 22 november 2012 (na 23 dagen) |
Indieners | Nine Kooiman , Renske Leijten |
Beantwoord door | van Veldhuijzen Zanten-Hyllner , Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
Onderwerpen | jongeren zorg en gezondheid |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2012Z18362.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20122013-614.html |
Aangezien cijfers over 2011 en 2012 op dit moment niet beschikbaar zijn, is het niet duidelijk of het aantal kinderen in de crisisopvang nog altijd toeneemt. Als er daadwerkelijk sprake is van een blijvende toename, is dat zorgwekkend.
Ja, kinderen horen niet in de opvang. Daarom heeft het Kabinet op 13 april 2011 samen met de G4 de tweede fase van het Plan van Aanpak Maatschappelijke Opvang (29325, nr. 54) vastgesteld. De tweede fase gaat uit van het principe dat voorkomen beter is dan genezen. Doel is te voorkomen dat mensen (weer) dakloos raken en te bereiken dat mensen zoveel als mogelijk (blijven) participeren in de samenleving. De G4 willen dakloosheid voorkomen door te investeren in preventie van uitval en het voorkómen van terugval.
Ook de overige centrumgemeenten zijn uitgenodigd meer nadruk te leggen op preventie. Ik constateer dat dit ook steeds vaker gebeurt.
De voorgenomen decentralisaties (jeugdzorg, begeleiding, verzorging, participatiewet) bieden gemeenten bij uitstek voor deze groep een kans om de hulp en begeleiding geïntegreerd vorm te geven en de gemeentelijke regie te versterken.
Toch is het helaas niet altijd te voorkomen dat kinderen in de opvang terechtkomen. Kinderen in de opvang verdienen aparte aandacht. Ik financier daarom de ontwikkeling van een methodiek speciaal gericht op kinderen in de maatschappelijke opvang. In de afgelopen jaren is voor de vrouwenopvang de methodiek Veerkracht ontwikkeld om kinderen in de vrouwenopvang passende hulp te bieden. Ik heb de Federatie Opvang daarom gevraagd deze methodiek voor de maatschappelijke opvang aan te passen en vervolgens te implementeren.
Ja, het branchebeeld 2010 van de Federatie Opvang is mij bekend. In maart 2012 heeft de Federatie Opvang (FO) de Quick Scan Gezinnen in de maatschappelijke opvang uitgebracht. In deze quick scan worden de financiële crisis en scheidingen genoemd als belangrijkste redenen voor de toename van gezinnen in de opvang.
De budgetkorting bedraagt 2,65 %.Voor de provinciale jeugdzorg is het aan de provincies om te bepalen hoe deze korting wordt ingevuld. Dit is bijvoorbeeld mogelijk door efficiencymaatregelen. De budgetkorting hoeft dus niet tot wachtlijsten te leiden.
Er zijn geen aparte gegevens bekend per zorgvorm van geïndiceerde jeugdzorg. Het aantal jeugdigen op de wachtlijst per 1-7-2012 bedraagt 2859. Dit betreft dus zowel residentiële jeugdzorg, daghulp, pleegzorg als geïndiceerde ambulante jeugdzorg. Van deze 2 859 wachtende ontvangen 1476 jeugdigen al een vorm van jeugdzorg terwijl zij wachten.
Het is niet bekend hoeveel gezinnen in heel Nederland bij alle opvangcentra op een wachtlijst staan. Uit een korte, niet representatieve, enquête onder acht grotere instellingen blijkt dat de meerderheid van de instellingen een wachtlijst hanteert en dat daar in de meeste gevallen tussen de 5 en 11 gezinnen op staan.
De gezinnen verblijven vaak bij familie, vrienden of kennissen. De opvanginstellingen bemiddelen in een aantal gevallen naar collega-organisaties of onderzoeken mogelijkheden in het sociaal netwerk van het gezin. Soms wordt ook verwezen naar campings of charitatieve initiatieven van kerken. In gevallen waar slapen op straat dreigt bemiddelt de opvanginstelling voor de gemeente naar verschillende typen noodhulp, variërend van noodbedden voor 48 uur, plaatsing hostel (Stayokay of pension door GGD) of in het uiterste geval soms splitsing van het gezin: volwassene(n) in nachtopvang en kind(eren) naar crisisopvang van de jeugdzorg.
De zorg voor die gezinnen die op een wachtlijst staan bestaat onder andere uit (jeugd)maatschappelijk werk, het organiseren van een ronde tafeloverleg met partners Stedelijk Kompas, het regelen dat mensen toch een uitkering kunnen ontvangen, terwijl ze niet ingeschreven staan op verblijfadres, overleg met Bureau Jeugdzorg en bemiddeling bij een woningbouwvereniging over verblijf of inschrijving op adres van kennissen. Wanneer sprake is van huiselijk geweld bestaat de hulp bijvoorbeeld uit plaatsing op time-out appartement of noodbedden, het inzetten en bemiddeling van het Steunpunt Huiselijk Geweld of het inzetten van een tijdelijk huisverbod in combinatie met time-out plaatsing.
Bij en krachtens de Wet op de jeugdzorg wordt bepaald wie er meldingsbevoegd kunnen zijn. De maatschappelijke en vrouwenopvang zijn meldingsbevoegd. In de crisisopvang kan melding achteraf plaatsvinden via de plaatsende instantie. Bureau Jeugdzorg is immers ook meldingsbevoegd.
Ik ga in overleg met gemeenten om te bezien in hoeverre zij het probleem herkennen, in hoeverre het op hun netvlies staat en of zij behoefte hebben aan ondersteuning. Nu al verspreid ik samen met de VNG goede voorbeelden.
Ik zal gemeenten attenderen op de mogelijkheid afspraken te maken met woningcorporaties over het inschakelen van de hulpverlening bij de eerste signalen van huurachterstand. Er zijn namelijk gemeenten die met corporaties afspreken dat hulp wordt ingeschakeld bij de eerste betalingsachterstand. Zo kan worden voorkomen dat de huurachterstand zodanig oploopt dat uithuisplaatsing volgt.
Veerkracht is reeds gereed voor de vrouwenopvang en wordt daar nu geïmplementeerd.
De methodiek Veerkracht momenteel aangepast voor de maatschappelijke opvang. In de pilotfase die daarna volgt (vanaf juni 2013) wordt de methodiek getest binnen drie instellingen zodat cliëntervaringen en ervaringen van de hulpverleners in de methodiek verwerkt kunnen worden. De implementatie in de maatschappelijke opvang vindt plaats vanaf begin 2014.
De nazorg die geboden wordt is afhankelijk van het aanbod van een maatschappelijke of vrouwenopvanginstelling en is afhankelijk van de wijze waarop een gemeente de aanpak van huiselijk geweld en voorkomen van dakloosheid en huisuitzetting regisseert. Nazorg bestaat bijvoorbeeld uit begeleiding bij inkomensbeheer, woonbegeleiding, opvoedingsondersteuning en dagbesteding of toeleiding naar (vrijwilligers)werk.
Een actueel overzicht van de gemeentelijke bekostiging is niet beschikbaar. Gemeenten zijn vrij hierin hun eigen keuzes te maken die passen bij de lokale omstandigheden. Doorgaans zetten de centrumgemeenten de respectievelijke decentralisatieuitkeringen die zij van het Rijk ontvangen in voor preventie, opvang en nazorg. Veel gemeenten investeren daarnaast ook eigen middelen. Verschillen in bekostiging hebben bijvoorbeeld ook te maken met de kosten van de huisvesting van de opvanginstelling. Hierbij spelen ook historische factoren een rol, zoals de vraag of de instelling panden in eigendom heeft of dat de instelling moet huren van een woningcorporatie of gemeente.
Ik ben van mening dat er in de afgelopen jaren goede resultaten zijn geboekt en stappen vooruit zijn gezet. Vanwege de financiële situatie bij gemeenten en het Rijk, is het van belang die successen te borgen. De sleutel daarvoor ligt in het versterken van eigen kracht, inzetten op preventie en intensiveren van samenwerking. Deze thema’s zien we terug in de Stedelijke Kompassen (plannen van aanpak maatschappelijke opvang) van de centrumgemeenten. Wel is op specifieke thema’s meer aandacht nodig, bijvoorbeeld voor kinderen in gezinnen die hun huis (dreigen te) verliezen. Daarom financier ik, zoals gezegd, de aanpassing van de methodiek Veerkracht voor de maatschappelijke opvang en voor ambulante hulpverlening. Ook ga ik in overleg met gemeenten om te bezien of zij behoefte hebben aan ondersteuning met een aanpak in het kader van het ondersteuningsprogramma voor Stedelijke Kompassen voor centrumgemeenten.
In het kader van de voorgenomen ambulantisering van de GGZ wordt de relatie tussen de GGZ en gemeenten (waaronder maatschappelijke opvang) steeds belangrijker. In het traject van de ambulantisering ga ik in gesprek met gemeenten en andere maatschappelijke partners, daarbij zal ik ook praten met maatschappelijke opvang. Daarnaast biedt de decentralisatie van de jeugdzorg (waaronder Jeugd-GGZ) vanaf 2015 meer mogelijkheden om de jeugd-GGZ en maatschappelijke opvang op elkaar af te stemmen.