Ingediend | 26 september 2012 |
---|---|
Beantwoord | 25 oktober 2012 (na 29 dagen) |
Indieners | Mei Li Vos (PvdA), Jan Vos (PvdA) |
Beantwoord door | Maxime Verhagen (minister economische zaken, viceminister-president ) (CDA) |
Onderwerpen | economie organisatie en beleid |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2012Z16250.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20122013-360.html |
Ja.
Ja. Het is bekend dat de kosten van investeringen met name in Duitsland zeer hoog zijn, dat is ook de reden dat dit kabinet gekozen heeft voor een tweesporenbeleid. Aan de ene kant de SDE+ gericht op het zo kosteneffectief mogelijk uitrollen van hernieuwbare energie en aan de andere kant het topsectorenbeleid gericht op het stimuleren van innovatie op die gebieden waar Nederland goed in is. In het topsectorenbeleid is duurzame technologie een belangrijk onderwerp, dat in belangrijke mate geagendeerd is bij de topsector Energie (in samenwerking met bijvoorbeeld de topsector High Tech Systems en Materialen). De aanpak richt zich daarbij hoofdzakelijk op hernieuwbare energie en energiebesparing. Op het gebied van hernieuwbare energie is de aanpak gericht op het versneld ontwikkelen en rendabel maken van hernieuwbare energietechnologieën. Innovatie is noodzakelijk om hernieuwbare energie concurrerend te maken. Bedrijven kunnen profiteren door deze technieken te verkopen in binnen en buitenland. Daarmee wordt de nadruk verlegd van het bevorderen van hernieuwbare energie via dure en ineffectieve exploitatiesubsidies voor technieken die nog niet rendabel zijn, naar het bevorderen van innovatie. Bij energiebesparing richt innovatie zich op zuinigere processen in de industrie en besparing in de gebouwde omgeving.
Op het gebied van fossiele energie is de aanpak gericht op het benutten van de bijzondere positie van Nederland als gasland. Nederland beschikt over ruime gasvoorraden, een hoogwaardige infrastructuur en veel expertise en kennis op het gebied van gas. Het kabinet wil deze positie verzilveren door Nederland te
positioneren als gasrotonde van (Noordwest) Europa. Dit levert niet alleen bedrijvigheid en banen op, maar versterkt ook de leveringszekerheid.
Zoals onder vraag twee opgemerkt is het versterken van de concurrentiekracht en de bedrijvigheid een belangrijk aandachtspunt in het topsectorenbeleid. Ik zie daarom op dit moment geen aanleiding de Algemene Energieraad om advies te vragen hierover.
Uitgangspunt van het energiebeleid is een CO2-arme economie in 2050. In de EU is de ambitie afgesproken om in 2050 80 tot 95% CO2-reductie ten opzichte van 1990 te bereiken. In de praktijk betekent dit dat de energievoorziening in 2050 CO2-neutraal zal moeten zijn.
Verschillende scenario’s geven uiteenlopende beelden over de weg naar 2050 toe. Dat heeft te maken met de «fundamentele» onzekerheid over de ontwikkeling van nieuwe technologieën en toekomstige marktprijzen. Het kabinet streeft hierbij naar een evenwichtige mix van groene en grijze energie in een geïntegreerde energiemarkt. Landen moeten daarbij profiteren van hun comparatieve voordelen. Dat leidt tot een zo goedkoop mogelijk energiemix in Europa.
Fossiele brandstoffen zullen de komende decennia nodig blijven. Dit sluit reductie van CO2-uitstoot geenszins uit. Het kabinet ziet het Europese systeem voor emissiehandel (ETS) als het belangrijkste instrument om de CO2-uitstoot in de EU te verminderen. Onder een goed werkend ETS-systeem is het aan marktpartijen om de meest efficiënte technologie te kiezen, om te zorgen dat de reductie van CO2-uitstoot wordt bereikt tegen zo laag mogelijke maatschappelijke kosten.
Het bereiken van CO2-reductie gebeurt dan via een combinatie van een toenemend aandeel hernieuwbare energie, energiebesparing, kernenergie en CO2-afvang en -opslag. Het kabinet biedt dan ook ruimte aan alle energie-opties, onder strikte randvoorwaarden om te komen tot een CO2-arme economie in 2050 en veiligheid en milieu te waarborgen.