Ingediend | 20 september 2012 |
---|---|
Beantwoord | 14 december 2012 (na 85 dagen) |
Indiener | Joram van Klaveren (PVV) |
Beantwoord door | Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD), Leers |
Onderwerpen | criminaliteit openbare orde en veiligheid |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2012Z16067.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20122013-871.html |
Ja.
Gemeenten hebben een breed scala aan maatregelen tot hun beschikking om overlast aan te pakken. Het is aan het Hilversumse gemeentebestuur om te bepalen welk instrument in de gegeven omstandigheden het best kan worden ingezet en welke verdere acties worden ondernomen bij het eventueel uitblijven van een oplossing. Naar aanleiding van uw vragen heb ik de burgemeester van Hilversum gevraagd wat hij onderneemt tegen de jeugdoverlast. De burgemeester heeft mij laten weten dat jeugd en veiligheid één van de vijf prioriteiten is in het Hilversums Integraal Veiligheidsplan 2011–2014. Naast het reguliere jeugd- en veiligheidsbeleid is in de afgelopen periode een extra pakket maatregelen getroffen voor een veilig uitgaansgebied. Als onderdeel hiervan is met spoed publiek cameratoezicht ingevoerd in het centrumgebied, worden er meer agenten en toezichthouders ingezet, en wordt de zogenaamde Boete of Kanskaart intensiever gebruikt. Horecaondernemers maken vaker gebruik van de collectieve horecaontzetting, er worden gebiedsverboden opgelegd en er gelden op diverse plekken alcohol- en drugsverboden.
Het rapport van de VROM-Inspectie «Woonoverlast; analyse van de aanpak van woonoverlast en verloedering» van 12 mei 2010 adviseert om helderheid te verschaffen over welke sancties en preventieve maatregelen wel en niet toelaatbaar zijn bij woonoverlast. Hierop heeft de VROM-Inspectie in juni 2010 een handreiking gemaakt voor gemeenten met daarin alle onomstreden mogelijkheden die zij hebben om woonoverlast te bestrijden.
In de studie uit 2006 waaraan wordt gerefereerd is een eerste verkenning gedaan naar het uitoefenen van seksuele dwang onder alle lagen van de volwassen Nederlandse bevolking. Uit het onderzoek blijkt dat bepaalde migrantengroepen eerder aangeven dat ze seksuele dwang niet uitsluiten. Dit effect moet mede worden toegeschreven aan een gemiddeld lagere leeftijd en opleidingsniveau van de (volwassen) respondenten in dit onderzoek.
Het spreekt voor zich dat wanneer bij normafwijkend seksueel gedrag strafbare feiten worden gepleegd politie en Openbaar Ministerie in actie komen. Daarnaast zet het kabinet in op preventie via bewustwording, het doorbreken van taboes en mentaliteitsverandering, omdat met name binnen gesloten gemeenschappen sprake kan zijn van een meer collectieve mentaliteit waarbij mensen niet worden gezien als individuen met zelfbeschikkingsrecht. Zoals uiteengezet in de brief van 3 juli 2012 aan uw Kamer over de preventie van huwelijksdwang (Kamerstukken II, vergaderjaar 2011–2012, 32 175, nr. 35), is het van belang om binnen de eigen gemeenschap onderwerpen zoals genderongelijkheid bespreekbaar te maken, gericht op het weerbaar maken van mensen en het bevorderen dat zelfbeschikking als een recht wordt beschouwd.
Zie antwoord vraag 2.
Hierbij bericht ik u, mede namens de Minister Immigratie, Integratie en Asiel, dat de schriftelijke vragen van het lid Van Klaveren (PVV) over de structurele straatterreur in Hilversum (ingezonden 20 september 2012) niet binnen de gebruikelijke termijn kunnen worden beantwoord, aangezien nog niet alle benodigde informatie ontvangen is. Ik streef ernaar de vragen zo spoedig mogelijk te beantwoorden.