Ingediend | 10 september 2012 |
---|---|
Beantwoord | 8 oktober 2012 (na 28 dagen) |
Indieners | Ed Groot (PvdA), Agnes Wolbert (PvdA) |
Beantwoord door | Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
Onderwerpen | economie financieel toezicht financiën organisatie en beleid overige economische sectoren zorg en gezondheid |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2012Z15724.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20122013-224.html |
Ja.
Het bericht op de website van Zorgvisie verwijst naar een jaarverslagonderzoek van KPMG Accountants N.V. De jaarverslagen van de 100 grootste zorginstellingen zijn bekeken. Het blijkt dat in 2011 iets minder dan de helft (nl 46%) van deze zorginstellingen gebruik maakte van derivaten. In 2010 betrof het 27 instellingen, een stijging in 2011 ten opzichte van 2010 van 70 %, aldus KPMG.
KPMG geeft aan dat de derivaten met name gekoppeld zijn aan langlopende leningen voor investeringen in onroerend goed, instellingen willen risico’s ten gevolge van rentefluctuaties afdekken. KPMG ziet een procentuele toename van renteswaps en een procentuele afname in het gebruik van andere, meer ingewikkelde, derivatensoorten.
Ik heb geen reden om aan te nemen dat de cijfers en de analyse van KPMG niet kloppen.
De risico’s aan het gebruik van derivaten zijn in de achter ons liggende periode duidelijk geworden. Het ging daarbij vooral om constructies waarbij sprake was van financiële bijstortverplichtingen («margin calls») waardoor acuut liquiditeitsproblemen konden ontstaan, en arrangementen waarbij een onderliggende waarde ontbrak. Zie verder mijn antwoord op vraag 5.
Het is primair de verantwoordelijkheid van de Raad van Bestuur en vervolgens van de Raad van Toezicht van een instelling om toezicht te houden op het verstandig gebruik van derivaten. De NZa heeft hierin geen verantwoordelijkheid.
Het Waarborgfonds voor de Zorgsector is een zelfstandige stichting, opgericht door de intramurale zorgsectoren zelf. De bevoegdheden en verantwoordelijkheden van het WFZ zijn gebaseerd op een Reglement van Deelneming, waaraan individuele zorginstellingen die tot het WFZ toetreden zich formeel binden. Dit Reglement kent diverse risico beperkende bepalingen, met als achtergrond dat de deelnemende zorginstellingen tot op zekere hoogte bloot staan aan de collectieve garantierisico's van het WFZ. In de spelregels die het WFZ hanteert is onder meer opgenomen dat het WFZ voorafgaande toestemming moet geven aan deelnemende zorginstellingen als toepassing van derivaten in financieringsarrangementen aan de orde is. Zowel als het gaat om situaties waarin het WFZ als borg betrokken is, als ook in situaties waarin sprake is van ongeborgde financiering. De richtlijnen die het WFZ hierbij hanteert beperken op voorhand een aantal risico's zoals die zich in de corporatiesector hebben gemanifesteerd. Zo accepteert het WFZ bijvoorbeeld geen financiële bijstortverplichtingen (margin calls). Ook wordt bewaakt dat rente-instrumenten direct gekoppeld zijn aan onderliggende leningen.
Er zijn geen voorschriften of limieten van overheidswege voor het gebruik of omvang van derivatencontracten. Ik teken daarbij aan dat gemiddeld gesproken bij een zorginstelling ongeveer 10% van de kosten bestaat uit kapitaallasten, bij een woningbouwcorporatie ligt dat op gemiddeld 30 %. Het relatieve gewicht van investeringen in vastgoed en daarmee de risico’s is in de zorg kleiner dan in de woningbouwsector.
Het hierboven genoemd WFZ heeft aan de aangesloten leden om informatie gevraagd over de toepassing van derivatencontracten. De uitkomsten van deze uitvraag komt later dit jaar beschikbaar. Op basis daarvan zal ik bepalen of nadere regelgeving noodzakelijk is. Ik neem dan in mijn beoordeling mee dat een deel van de intramurale zorginstellingen geen deelnemer is van het WFZ en dus ook niet in het onderzoek van het WFZ is meegenomen.
Zie het antwoord op vraag 5