Ingediend | 10 september 2012 |
---|---|
Beantwoord | 25 oktober 2012 (na 45 dagen) |
Indieners | Renske Leijten , Henk van Gerven |
Beantwoord door | Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
Onderwerpen | organisatie en beleid zorg en gezondheid |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2012Z15722.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20122013-349.html |
Ik zie op dit moment geen aanleiding voor een extern onderzoek naar vermijdbare sterfte bij het VUmc. Op dit moment staat het VUmc onder verscherpt toezicht van de Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ) (zie ook mijn antwoord op vraag2. De IGZ heeft onderzoek gedaan naar de twee in 2011 gemelde calamiteiten over longchirurgische patiënten op de intensive care en voorts volgt de IGZ een nog lopend dossieronderzoek van het VUmc naar overleden cardiochirurgische patiënten in 2010 en 2011. Voor het verrichten van dit onderzoek heeft het VUmc externe onafhankelijke deskundigen ingeschakeld.
In algemene zin wijs ik erop dat het gebruikelijk is dat ziekenhuizen zelf (laten) onderzoeken wat in een dergelijke situatie precies is misgegaan (zie ook mijn antwoord op vraag 7).
Het feit dat de IGZ geen vertrouwen meer had in het bestuurlijk optreden van de Raad van Bestuur (RvB) van het VUmc was de directe aanleiding voor de inspectie om op 21 augustus jl. verscherpt toezicht (VT) in te stellen voor het gehele ziekenhuis. Dit voor de duur van maximaal zes maanden. Twee leden van de RvB van het VUmc hebben hun functie neergelegd en zijn door de RvT vervangen en één lid is aangebleven. De Raad van Toezicht (RvT) heeft aan de nieuwe RvB de opdracht gegeven om op korte termijn het patiëntenvertrouwen te herstellen.
Door zowel aangekondigde als onaangekondigde bezoeken aan het VUmc te brengen toetst de IGZ in de komende maanden wat de ontwikkelingen zijn. De afdeling longchirurgie is door de RvB van VUmc gesloten. De betreffende zorg wordt momenteel, in nauwe afstemming met VUmc, door andere ziekenhuizen overgenomen.
Het is niet aan mij om een oordeel te geven over de positie van de RvB en RvT. Dit is de eigen verantwoordelijkheid van het VUmc. Met het wetsvoorstel bestuur en toezicht wordt het aantal toezichthoudende functies dat een persoon mag hebben gemaximeerd. De Tweede Kamer heeft dit wetsvoorstel op 8 december 2009 aangenomen. De reparatiewet, behorende bij dit wetsvoorstel, is op 25 september jl. door de Eerste Kamer aangenomen. De inwerkingtreding van deze wet op 1 januari 2013 kan gevolgen hebben voor het aantal toezichthoudende functies van leden van Raden van Toezicht, zoals de heer Veerman.
Bij het beoordelen van calamiteiten en risico’s van ziekenhuismeldingen door de IGZ stond en staat de kwaliteit van zorg en patiëntveiligheid voorop. Eventuele effecten op de beeldvorming over de IGZ spelen hierbij geen enkele rol. Het in uw vraag genoemde document «Risicobeoordelingen van ziekenhuismeldingen» met daarin verschillende wegingsfactoren (puntensysteem) betreft een concept dat vorig jaar ten behoeve van intern beraad en gedachtevorming is opgesteld. De inspectie heeft dit document niet in de praktijk gebruikt (zie ook mijn antwoord op vraag 5).
Het staat alle ambtenaren, dus ook van de IGZ, vrij om ten behoeve van interne discussie documenten op te stellen die – zoals het geval was met het in vraag 4 genoemde document – persoonlijke overwegingen van de opsteller bevatten. Over het betreffende document is binnen de IGZ geen overeenstemming bereikt en het is dan ook niet door de IGZ in de praktijk gebruikt. (zie ook mijn antwoord op vraag 4).
Zoals ik in mijn brief aan uw Kamer heb aangegeven4 ben ik van oordeel dat de IGZ adequaat heeft ingespeeld op de bij het VUmc geconstateerde problematiek. De IGZ heeft hiervoor ook voldoende expertise in huis. Calamiteitenonderzoeken van de IGZ worden geleid door een inspecteur. Inspecteurs hebben uiteenlopende achtergronden maar beschikken allen over een zeer ruime ervaring in het zorgveld. Na indiensttreding bij de IGZ doorlopen allen eerst een interne opleiding tot inspecteur waarna reguliere na- en bijscholingstrajecten volgen. Bij kwesties waarvoor specifieke expertise is vereist, kan – afhankelijk van de vraagstelling – de inspecteur die een onderzoek leidt altijd ondersteund worden door een of meer interne of externe deskundigen. In het geval van het VUmc was externe ondersteuning niet nodig. De huidige problematiek binnen VUmc concentreert zich niet op medisch-specialistische expertise maar op het door de RvB op peil brengen van de communicatie en samenwerking tussen de medisch specialisten zodat een ieder op zijn vakgebied zijn verantwoordelijkheid ten opzichte van de patiënt waar kan maken en de patiëntveiligheid geborgd is (zie ook mijn antwoord op vraag 2).
Het onderzoek van mevrouw Sorgdrager richt zich niet op het trekken van specifieke conclusies uit de verschillende onderzochte dossiers, maar op de vraag welke lessen uit de onderzochte dossiers kunnen worden getrokken bij het in de praktijk brengen van de Toezichtvisie IGZ5 en de acht aandachtspunten van de Nationale ombudsman.6 Gezien het feit dat inmiddels enkele honderden dossiers bij dit onderzoek zijn betrokken ben ik van oordeel dat dit ruim voldoende is voor het trekken van de beoogde lessen. Bovendien bevindt het onderzoek zich inmiddels in de afrondende fase. Gelet op het voorgaande zal ik mevrouw Sorgdrager niet specifiek verzoeken om het VUmc dossier alsnog bij haar onderzoek te betrekken.
Overigens heeft de RvT van het VUmc aangegeven een extern onderzoek te zullen instellen met als doel het eigen functioneren in relatie tot de problemen bij het VUmc te evalueren. Op dit moment is nog niet bekend wie dit onderzoek zal gaan uitvoeren.
De vragen van de Kamerleden Leijten (SP) en Van Gerven (SP) over de veiligheidsrisico’s in het VUmc (2012Z15722) kunnen tot mijn spijt niet binnen de gebruikelijke termijn worden beantwoord. De reden van het uitstel is dat nog niet alle informatie van de bij de beantwoording betrokken partijen is ontvangen. Ik zal u zo spoedig mogelijk de antwoorden op de kamervragen doen toekomen.