Ingediend | 4 september 2012 |
---|---|
Beantwoord | 24 oktober 2012 (na 50 dagen) |
Indiener | Ahmed Marcouch (PvdA) |
Beantwoord door | Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
Onderwerpen | openbare orde en veiligheid politie, brandweer en hulpdiensten |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2012Z15581.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20122013-433.html |
Ja.
De politie heeft kennis genomen van het feit dat betrokkene heeft aangegeven niet meer in zijn woning doch elders te verblijven. Ik deel de mening dat een ongestoord en veilig woongenot het recht van iedere Nederlander is.
Door zowel betrokkene als omwonenden is aangifte gedaan. De politie is naar aanleiding van deze aangiften een onderzoek gestart en heeft dit naar het openbaar ministerie (OM) te Den Bosch gezonden. Het OM heeft onlangs besloten om geen vervolging in te stellen naar aanleiding van deze aangiften. Voor een toelichting op deze besluiten verwijs ik naar mijn antwoord op vragen 4 en 5.
Binnen de nationale politie zal er landelijk zicht zijn op (de aanpak van) anti-homogeweld. Daarbij kunnen lokale best practises landelijk worden uitgerold. De korpsleiding is aanspreekbaar op de resultaten en heeft ter ondersteuning op landelijk niveau expertise ( huidige LECD), informatie en stuurkracht voorhanden. De politie pakt, in overeenstemming met de prioriteiten die zijn gesteld door het gezag, veiligheidsproblemen zoals anti-homogeweld effectief en slagvaardig aan middels een probleemgerichte benadering en het werken vanuit (tijdelijke) interventieteams/netwerken.
Het OM heeft mij meegedeeld dat in deze zaak uit het strafrechtelijk onderzoek geen aanwijzingen blijken van discriminatie vanwege de homoseksuele geaardheid van betrokkene(n). Verder zijn er geen signalen bekend waaruit blijkt dat veiligheid en het welzijn van betrokkene(n) in het geding zouden zijn.
Nee, alle beschikbare mogelijkheden en middelen zijn ingezet om te komen tot een adequate oplossing van deze casus. In overleg met de diverse maatschappelijke partijen waaronder de gemeente Helmond en de woningbouwcoöperatie is getracht te komen tot een voor alle partijen bevredigende oplossing. Die oplossing was niet voorhanden. De politie is daarnaast naar aanleiding van deze aangiften een onderzoek gestart en heeft dit ter beoordeling naar het OM gezonden. De aangiften zijn om verschillende redenen geseponeerd. Voor sommige feiten was onvoldoende wettig en overtuigend bewijs aanwezig. Bij een van de feiten is sprake van medeschuld van de benadeelde, waarbij bovendien ander dan strafrechtelijk ingrijpen prevaleert. Dat deze onderzoeken niet hebben geleid tot vervolging, betekent niet dat er niets met de zaken is gedaan.
Ik verwijs u hier naar de antwoorden op vraag 4 en vraag 5 van deze Kamervragen.
Hierbij deel ik u mede dat de schriftelijke vragen van het lid Marcouch (PvdA) van uw Kamer aan de Minister van Veiligheid en Justitie over de aanpak van homogeweld als prioriteit bij de nationale politie (ingezonden 4 september 2012) niet binnen de gebruikelijke termijn kunnen worden beantwoord, aangezien nog niet alle benodigde informatie is ontvangen. Ik streef ernaar de vragen zo spoedig mogelijk te beantwoorden.