Kamervraag 2012Z15536

Het convenant inzake de landelijk werkende instellingen

Ingediend 3 september 2012
Beantwoord 31 oktober 2012 (na 58 dagen)
Indieners Esmé Wiegman-van Meppelen Scheppink (CU), Kees van der Staaij (SGP)
Beantwoord door van Veldhuijzen Zanten-Hyllner
Onderwerpen jongeren zorg en gezondheid
Bron vraag https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2012Z15536.html
Bron antwoord https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20122013-407.html
  • Vraag 1
    Onderschrijft u nog steeds de doelstelling van het convenant inzake de landelijk werkende instellingen dat deze instellingen een goede overgangsperiode verdienen om op gelijkwaardige wijze mee te kunnen doen binnen de stelselwijziging zorg voor jeugd?

    De doelstelling van het convenant onderschrijf ik nog steeds.

  • Vraag 2
    Bent u bekend met signalen dat sommige provincies voornemens zijn per 1 januari 2013 de bekostiging van landelijk werkende instellingen te beëindigen? Onderkent u dat dergelijke voornemens ernstige problemen opleveren voor landelijk werkende instellingen?

    Het is mij bekend dat sommige provincies voornemens zijn om per 1 januari 2013 de bekostiging van het zorgaanbod bij enkele landelijk werkende instellingen te beëindigen. Het convenant1 (Staatscourant 22912, 19 december 2011) dat ik heb gesloten met provincies en met de landelijk werkende instellingen is er op gericht dat een mogelijke subsidie- afbouw zorgvuldig zal verlopen. Ook is opgenomen dat provincies rekening zullen houden met de keuzevrijheid van de cliënt. Deze keuzevrijheid van de cliënt, waarbij rekening wordt gehouden met de specifieke hulpvraag of met de levensbeschouwelijke achtergrond van de cliënt is gewaarborgd in artikel 3, zevende lid, van de Wet op de jeugdzorg (Wjz). Het staat provincies vrij subsidies aan instellingen af te bouwen, zolang zij aan wettelijke verplichtingen zoals hierboven genoemd blijven voldoen.

  • Vraag 3
    Bent u voornemens de provincies te benaderen over hun verantwoordelijkheid voor een gelijk speelveld voor landelijk werkende instellingen in aanloop naar de voorgenomen stelselwijziging? Hoe voorkomt u dat landelijk werkende instellingen geen eerlijke kans krijgen omdat zij door gebrek aan financiering al voor de inwerkingtreding van de stelselwijziging in problemen zijn gekomen?

    In het reguliere overleg met de provincies heb ik aandacht gevraagd voor een zorgvuldige behandeling van het zorgaanbod bij de landelijk werkende instellingen. Provincies hebben mij verzekerd dat zij hier bestuurlijk zorgvuldig mee omgaan. Wel hebben ze daarbij aangegeven dat het aan de individuele provincies is om een afweging te maken aan welk zorgaanbod in hun provincie behoefte is. Dan kan het dus zijn dat minder gebruik wordt gemaakt van de voormalig landelijk werkende instellingen, zolang aan de randvoorwaarden in de wet is voldaan.

  • Vraag 4
    Erkent u dat bij de positionering van landelijk werkende instellingen bijzondere zorgvuldigheid nodig is, aangezien veelal sprake is van identiteitsgebonden zorg die niet door andere aanbieders kan worden verleend? Hoe wordt de continuïteit van de identiteitsgebonden zorg gewaarborgd?

    Zoals in het antwoord op vraag 2 reeds is gemeld, is de bijzondere positie van identiteitsgebonden zorg vastgelegd in de wet. Provincies dienen in hun uitvoeringsprogramma, dat de basis vormt van de uitkering jeugdzorg, duidelijk te maken dat aan deze randvoorwaarden wordt voldaan. Zolang de keuzevrijheid van cliënt gewaarborgd blijft, staat het provincies vrij om subsidierelaties te beëindigen.


Kamervraag document nummer: kv-tk-2012Z15536
Volledige titel: Het convenant inzake de landelijk werkende instellingen
Kamerantwoord document nummer: ah-tk-20122013-407
Volledige titel: Antwoord vragen van de leden Van der Staaij en Wiegman-van Meppelen Scheppink over het convenant inzake de landelijk werkende instellingen