Ingediend | 2 augustus 2012 |
---|---|
Beantwoord | 28 augustus 2012 (na 26 dagen) |
Indiener | Harm Beertema (PVV) |
Beantwoord door | Halbe Zijlstra (staatssecretaris onderwijs, cultuur en wetenschap) (VVD) |
Onderwerpen | hoger onderwijs onderwijs en wetenschap |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2012Z14857.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20112012-3307.html |
Ja.
Zoals ik in mijn brief van 16 mei 2012 heb aangegeven, kunnen internationale studenten een belangrijke bijdrage leveren aan de kwaliteit van het Nederlandse hoger onderwijs en een positief effect hebben op de overheidsfinanciën. Om deze baten te realiseren is het onder andere van belang dat de groep internationale studenten voldoende divers is, dat de studenten voldoen aan de instroomeisen van universiteiten en hogescholen en dat een voldoende groot deel van deze studenten na hun studie in Nederland blijft wonen om te werken. De studenten die na afronding van hun studie in Nederland blijven om te werken dragen meer bij aan de Nederlandse belastinginkomsten dan de Nederlandse overheid heeft bijgedragen aan hun studiekosten.
De genoemde schatting van 16 000 studenten is gebaseerd op de bezoekersstatistieken van de website www.studyportals.eu. Of en in hoeverre deze statistieken een realistisch beeld schetsen van de daadwerkelijke inschrijvingen, is voor mij op basis van de beschikbare gegevens niet te beoordelen. Cijfers van de Nuffic laten weliswaar een groei zien van het aantal studenten uit Portugal, Spanje, Italië en Griekenland, maar het blijft een relatief kleine groep studenten. Het totaal aantal studenten uit Portugal, Spanje, Italië en Griekenland bedroeg 2 030 in collegejaar 2005/2006 en 3 765 in collegejaar 2011/2012.
Zuid-Europese studenten kunnen net als Nederlandse studenten tegen betaling van het wettelijk collegegeld in Nederland studeren, mits zij in Nederland of in de grenslanden wonen. Dit betekent dat de Nederlandse overheid bekostiging voor hen betaalt. Gemiddeld is dit een bedrag van ongeveer 6 000 euro per student per jaar.
Buitenlandse studenten uit de Europese Unie komen alleen in aanmerking voor Nederlandse studiefinanciering, indien zij binnen de definitie van migrerend werknemer vallen. Om aan de definitie van migrerend werknemer te voldoen moet een EU-student een minimaal aantal uur per week werken. Deze norm ligt op dit moment op minimaal 32 uur per maand en wordt per 1 januari 2013 verhoogd naar minimaal 56 uur per maand.
Zoals ik in mijn brief van 16 mei 2012 heb aangegeven wegen deze kosten ruimschoots op tegen de baten voor de overheidsfinanciën, er van uitgaande dat een deel van de afgestudeerden in Nederland blijft werken, voor de overheidsfinanciën. Het CPB heeft berekend dat, bij een blijfkans van 19% en een aantal verdere aannames, de jaarlijkse baten voor de overheid zouden kunnen oplopen tot 740 mln euro. Bovendien heeft internationale mobiliteit een positief effect op de kwaliteit van het hoger onderwijs en op de Nederlandse kenniseconomie.
Het budget voor de hogeronderwijsinstellingen wordt onder meer bepaald door het aantal studenten. Meer studenten betekent een verhoging van het budget volgens de systematiek t-2. Het demissionaire kabinet heeft in 2010 in het regeerakkoord middelen voor de stijging van de aantallen leerlingen en studenten beschikbaar gesteld. Omdat het om een beperkte groep studenten gaat zijn de financiële effecten eveneens beperkt (zie mijn antwoord op vraag 2).
Aan studenten uit de EER die in Nederland danwel in de grenslanden wonen en in Nederland studeren kan geen hoger collegegeld worden gevraagd dan aan Nederlandse studenten. Omgekeerd geldt dit ook voor de ruim 14 000 Nederlandse studenten die in het buitenland in een EER-land studeren. Ik vind dit een wenselijke situatie, omdat dit internationale mobiliteit van studenten bevordert. Internationale mobiliteit van studenten heeft belangrijke baten voor het Nederlandse onderwijs en heeft, wanneer een voldoende groot deel van deze studenten na hun studie in Nederland blijft werken, een positief effect op de overheidsfinanciën.
Mijn beleid is gericht op het stimuleren van mobiliteit. Daarbij streef ik, zoals ik in het Algemeen Overleg van 30 mei 2012 heb aangegeven, naar meer balans tussen inkomende en uitgaande mobiliteit.