Ingediend | 27 juli 2012 |
---|---|
Beantwoord | 28 september 2012 (na 63 dagen) |
Indiener | Harm Beertema (PVV) |
Beantwoord door | Marja van Bijsterveldt (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (CDA) |
Onderwerpen | beroepsonderwijs financieel toezicht financiën onderwijs en wetenschap |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2012Z14765.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20122013-125.html |
Ja.
Banken zijn op dit moment minder dan voorheen bereid aan klanten leningen aan te bieden met een rentevaste periode die overeenkomt met de termijn van de lening en/of de investeringsbehoefte. Indien banken een lange rentevaste periode aanbieden, dan is de rente veel hoger dan het variabel rentepercentage dat beschikbaar is voor dezelfde looptijd. Voor de klanten (zoals onderwijsinstellingen) is dat dan soms financieel niet interessant. Deze verandering in het aanbod van banken vloeit mede voort uit bijvoorbeeld de strengere Basel 3 kapitaaleisen, waarbij banken langlopende leningen met langlopende schuld moeten financieren, wat doorgaans voor banken duurder is dan kortlopende financieringen.
Door het afsluiten van een renteswap betalen instellingen toch een financieel schikkende vaste rente en verzekeren ze zich tegen stijgende rentes. Op grond van de regeling Beleggen en Belenen mogen instellingen derivaten aankopen ter verdere beperking van renterisico’s bij leningen met een variabele rente. Men moet zich bij het gebruik van derivaten, zoals renteswaps, aan deze regeling houden. Ik heb de Inspectie van het Onderwijs gevraagd om onderzoek te doen naar de financiële positie van alle publiek bekostigde instellingen in het mbo. In dit onderzoek kijkt de Inspectie van het Onderwijs ook naar het gebruik van derivaten. Indien hieruit blijkt dat mbo-onderwijsinstellingen onverantwoorde risico’s hebben genomen dan zal het kabinet bezien welke maatregelen genomen zullen moeten worden.
In mijn reactie op de motie van Dijk (kamerstuk 31 524, nr. 149) zal ik deze vraag meenemen.
Omdat ik de interne verhoudingen tussen raden van toezicht en de colleges van bestuur in de afzonderlijke instellingen niet ken, spreek ik hierover niet zomaar een oordeel uit. De colleges van bestuur zijn voor mij immers primair de aanspreekpunten en niet de raden van toezicht. Dat neemt niet weg dat goed intern toezicht van groot belang is. Daarom heb ik stappen gezet om de raden van toezicht verder te professionaliseren. Zo heb ik in 2011 voor een periode van drie jaar een financiële bijdrage geleverd aan de Toezichtacademie mbo. Deze academie is opgezet door het Platform raden van toezicht mbo-instellingen. Aan die academie kunnen toezichthouders trainingen volgen, onder andere op het terrein van de financiële huishouding van onderwijsinstellingen. Met de oprichting van de academie heeft het Platform invulling gegeven aan de oproep in mijn Actieplan mbo «Focus op vakmanschap» om het interne toezicht te versterken.
In mijn reactie op de motie van Dijk (kamerstuk 31 524, nr. 149) zal ik deze vraag ook meenemen.
In het onderzoek van de Inspectie van het Onderwijs wordt ook gekeken naar het gebruik van derivaten door de publiek bekostigde instellingen. De resultaten van dit onderzoek worden u in het najaar toegezonden.