Ingediend | 19 juli 2012 |
---|---|
Beantwoord | 22 augustus 2012 (na 34 dagen) |
Indiener | Elbert Dijkgraaf (SGP) |
Beantwoord door | Marja van Bijsterveldt (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (CDA) |
Onderwerpen | basisonderwijs onderwijs en wetenschap |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2012Z14631.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20112012-3247.html |
Ja.
Op grond van artikel 2 van de Experimentenwet is het niet aan de school zelf maar aan mij om te beslissen of een school mee mag doen aan een experiment. Een experiment wordt in de regel, vooruitlopend op een eventuele wetswijziging, uitgevoerd door een beperkt aantal scholen. Hierbij wordt gecontroleerd op de in het experiment toegestane afwijking van wettelijke bepalingen. Bij welslagen van een experiment kan worden besloten tot een wetswijziging waarbij de bedoelde afwijkingsmogelijkheid voor alle scholen wordt opengesteld.
De rechtbank heeft geoordeeld dat het te ver gaat om een verbod uit te spreken op het programma EarlyBird. Het oordeel van de rechtbank en de uitspraak van de voormalig staatssecretaris in het betreffende debat komen op dit punt dus overeen.
De rechtbank oordeelt dat de Stichting BOOR en de gemeente Rotterdam slechts onrechtmatig handelen voor zover zij (blijven) toestaan dat EarlyBird-scholen gedurende meer dan 15% van de onderwijstijd per jaar onderwijsactiviteiten aanbieden waarbij de voertaal Engels is. Zolang scholen die met het programma werken niet boven de grens van 15% komen, handelen zij rechtmatig.
Nu het vonnis is gewezen, zijn de gedane uitspraken van de onderwijsinspecteurs niet meer relevant. De Inspectie van het Onderwijs zal het vonnis betrekken in haar toezicht.
De rechtbank heeft bepaald dat Stichting BOOR en Rotterdam erop toe moeten zien dat op korte termijn alle EarlyBird-scholen een nieuwe overeenkomst tekenen of er op een andere wijze voor zorg dragen dat de EarlyBird-scholen niet meer dan 15% van 25 uur, dus maximaal 3 uur en drie kwartier per week, besteden aan activiteiten waarbij in het Engels met de leerlingen wordt gecommuniceerd. Uit navraag van het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap blijkt dat het bureau EarlyBird dit bij de aanvang van het nieuwe schooljaar in overeenstemming gebracht zal hebben met het vonnis van de rechtbank. De Inspectie van het Onderwijs ziet er, zoals ik ook in mijn antwoord op vraag 4 al aangaf, op toe dat scholen die met het EarlyBird programma werken niet over de grens van 15% van de onderwijstijd in het Engels heen gaan.
Ik zie geen reden om nader onderzoek in te stellen naar de omvang van het gebruik van het Engels op EarlyBird-scholen die geen aanvraag hebben ingediend voor deelname aan het experiment.
Zie verder mijn antwoord op vraag 2.
Het ministerie verstrekt aan het Europees Platform middelen via de Regeling Bevordering Internationalisering PO/VO. Het Europees Platform dient deze middelen in te zetten voor het verstrekken van subsidie ter bevordering van de internationale oriëntatie van onderwijsinstellingen. Zo kunnen scholen voor primair onderwijs hier een subsidie aanvragen van maximaal € 3000 per schooljaar. Subsidiabele kosten zijn nascholing van docenten in Nederland en aanschaf van lesmateriaal. 850 Basisscholen hebben hier tot nu toe gebruik van gemaakt.
Verder subsidieert het ministerie onderzoek in het kader van vroeg vreemdetalenonderwijs. Ik heb toegezegd om, op basis van onder andere dit onderzoek, in het najaar van 2012 een plan van aanpak aan de Tweede Kamer te sturen waarin de positie van het Engels in het primair onderwijs zorgvuldig wordt afgewogen.