Ingediend | 4 juli 2012 |
---|---|
Beantwoord | 1 augustus 2012 (na 28 dagen) |
Indiener | Jeanine Hennis-Plasschaert (VVD) |
Beantwoord door | Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
Onderwerpen | financiën organisatie en beleid |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2012Z13769.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20112012-3159.html |
Er zijn diverse publiek en private fraude meldpunten, waarvan een aantal zeer gespecialiseerd is. Dat meerdere diensten zich bezighouden met fraudebestrijding is een gevolg van de vele verschijningsvormen van fraude en de diverse partijen die hierbij betrokken zijn. Dat hoeft op zichzelf geen probleem te zijn, zo lang burgers en bedrijven maar weten waar ze terecht kunnen met vragen en mits de meldpunten met elkaar contact hebben. In dit opzicht is van belang dat uit de evaluatie van de Fraudehelpdesk is gebleken dat deze zich ontwikkelt tot een centraal punt voor burgers en bedrijven met vragen over fraude.
Zie antwoord vraag 1.
Cruciaal voor een succesvolle aanpak is dat de verschillende diensten elkaar weten te vinden om in concrete zaken de afweging te maken wie het best geëquipeerd is om een individuele zaak op te pakken. Samenwerken en informatiedeling zijn daarbij noodzakelijke randvoorwaarden. De vorming van de Nationale Politie zal een belangrijke bijdrage leveren aan een meer systematische aanpak om kennis, capaciteit en intelligence op het terrein van de fraudebestrijding binnen de opsporing te borgen en te versterken. Eenzelfde beweging is al eerder gemaakt binnen het Openbaar Ministerie door de oprichting van het Functioneel Parket en het BOOM.
Omdat fraudebestrijding een prioriteit is van dit Kabinet kijk ik goed hoe andere landen fraudebestrijding aanpakken. Daarbij moet in ogenschouw worden genomen dat instrumenten niet altijd één op één kunnen worden overgenomen omdat de nationale systemen verschillen, maar dat het wel goed is om ervaringen en succesvolle instrumenten met elkaar uit te wisselen. In dat verband ben ik in april van dit jaar op werkbezoek in het Verenigd Koninkrijk geweest en heb mij daar laten informeren over de Britse fraudestrategie en de Nationale Fraude Autoriteit. Dit is voor mij aanleiding geweest om nader te bezien of en in welke mate elementen van de Britse fraude-aanpak en -instituties ook voor Nederland interessant zijn om toe te passen en in te richten. De afweging onder wiens verantwoordelijkheid een dergelijke institutie zou moeten vallen is nog niet aan de orde.
Zie antwoord vraag 4.