Ingediend | 4 juli 2012 |
---|---|
Beantwoord | 10 september 2012 (na 68 dagen) |
Indiener | Sharon Gesthuizen (GL) |
Beantwoord door | Maxime Verhagen (minister economische zaken, viceminister-president ) (CDA), Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
Onderwerpen | economie ondernemen |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2012Z13765.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20112012-3414.html |
Ik vind acquisitiefraude en de verzending van spooknota's verwerpelijke praktijken en erken dat dit een probleem is voor ondernemers in Nederland.
Het verzenden van spooknota's levert in strafrechtelijk zin in de meeste gevallen geen strafbaar feit op. Zoals ook in het in vraag 1 genoemde artikel te lezen valt, kan de spooknota op een factuur lijken, maar blijkt deze bij nadere inspectie een voorstel tot dienstverlening te betreffen. De verzender van de spooknota is erop uit dat de ontvanger de spooknota in goed vertrouwen of uit onoplettendheid afdoet. Dat bemoeilijkt de vervolgbaarheid van de verzender. De ondernemer heeft in dergelijke gevallen immers zelf een aandeel gehad in het sluiten van de overeenkomst.
De meest voor de hand liggende strafrechtartikelen zijn art. 326 (oplichting) en art. 225 (valsheid in geschrifte) Wetboek van Strafrecht. Bij oplichting moet zowel de intentie als het gebruik van oplichtingmiddelen worden bewezen. Aangetoond moet worden dat het slachtoffer is overgegaan tot het aangaan van de onderhavige overeenkomst als gevolg van het gebruik van de oplichtingmiddelen. Daar de afzenders van spooknota’s veelal enige tegenprestatie verrichten, is het slecht te bewijzen dat ze geen adequate tegenprestatie hebben geleverd. In de kleine lettertjes staan meestal precies de voorwaarden genoemd. Om die reden is het niet eenvoudig om kansrijk een zaak te starten via het strafrecht.
De fraudeurs zijn zich, zo blijkt uit de praktijk, goed bewust van hun wettelijke verplichtingen en houden zich doorgaans strikt aan de letter, zij het niet de geest, van de wet. Een aanpassing van het Wetboek van Strafrecht is mijns inziens niet de aangewezen manier om dit fenomeen te bestrijden. Dit soort fraude bestaat bij de gratie van vertrouwen, maar ook van onoplettendheid. Met preventie valt het meeste terrein te winnen. Ik verwijs in dit verband ook naar de reactie van de Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie op de initiatiefnota van het lid Koppejan inzake acquisitiefraude en spooknota’s (Kamerstukken II, vergaderjaar 2011–2012, 33 233, nr. 4). Het Benelux Bureau voor de Intellectuele Eigendom (BBIE), het NL Octrooicentrum en een aantal internationale organisaties, zoals de World Intellectual Property Office (WIPO), het Office for Harmonization in the Internal Market (OHIM) en het European Patent Office (EPO), waarschuwen op hun websites voor spookfacturen. Het Steunpunt Acquisitiefraude, de Fraudehelpdesk en de Kamer van Koophandel zetten zeer stevig in op preventie door het geven van alerts, voorlichting en ondersteuning van hen die eenmaal slachtoffer geworden zijn.
Zie antwoord vraag 2.
De strafrechtartikelen die het meest in aanmerking komen voor vervolging wegens het verzenden van spooknota’s (zie het antwoord op vragen 2 en 3) hebben een veel bredere scope dan alleen de problematiek van spooknota’s. Daardoor is het niet mogelijk om uit de geautomatiseerde systemen van het Openbaar Ministerie af te leiden hoe vaak er gevallen waarin het specifiek om spooknota’s ging (met succes) zijn vervolgd dan wel geseponeerd.
Hierbij bericht ik u, mede namens de Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, dat de schriftelijke vragen van het lid Gesthuizen (SP) over het bestoken van ondenemers met spooknota’s (ingezonden 4 juli 2012) niet binnen de gebruikelijke termijn kunnen worden beantwoord, aangezien nog niet alle benodigde informatie ontvangen is. Ik streef ernaar de vragen zo spoedig mogelijk te beantwoorden.