Ingediend | 28 juni 2012 |
---|---|
Beantwoord | 9 augustus 2012 (na 42 dagen) |
Indiener | Tofik Dibi (GL) |
Beantwoord door | Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD), Uri Rosenthal (minister buitenlandse zaken) (VVD) |
Onderwerpen | criminaliteit internationaal openbare orde en veiligheid organisatie en beleid |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2012Z13184.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20112012-3123.html |
Ja.
Er is onvoldoende bewijs om deze stelling te kunnen bevestigen dan wel ontkrachten.
Zie voor het antwoord op het eerste deel van vraag 3 het antwoord op vraag 6.
Kindersekstoerisme kent geen aparte strafbaarstelling. Het gaat om allerlei zedendelicten die als zij in het buitenland zijn gepleegd in Nederland strafbaar gesteld zijn via de artikelen 5 of 5a van het Wetboek van Strafrecht. Kindersekstoerisme wordt derhalve niet afzonderlijk geregistreerd in de systemen van het Openbaar Ministerie, zodat niet aan te geven is hoeveel zaken in een veroordeling zijn geëindigd. Zie hiervoor ook de brief van de toenmalige Minister van Justitie van 4 juni 2009 (Kamerstukken II, vergaderjaar 2008–2009, 31 700 VI, nr. 130).
De reden waarom in de zaak van het voorbeeld werd afgezien van verdere opsporingsactiviteiten lag in het feit dat er op dat moment onvoldoende hard bewijs kon worden verzameld. Maar in het algemeen is het feit dat buitenlandse autoriteiten een zaak in onderzoek hebben niet noodzakelijkerwijs een reden om af te zien van vervolging in Nederland.
De Ghanese politie verklaart dat betrokkene in mei 2011 tegenover de politie een verklaring heeft afgelegd waarin hij de beschuldigingen ontkent. Vervolgens is hij volgens dat bericht hangende het verdere onderzoek op borgtocht vrijgelaten. De zaak is doorverwezen naar het bureau van de Attorney General. Dit staat los van het recht tot strafvervolging in Nederland.
Zolang betrokkene niet is aangehouden of er anderszins reisbeperkingen zijn opgelegd kan deze vrij reizen.
Nee, zie de antwoorden op de vragen 4 en 6.
In de voortgangsbrief over de aanpak van kinderpornografie van 27 januari 2012 (Kamerstukken II, vergaderjaar 2011–2012, 31 015, nr. 77) heb ik uw Kamer geïnformeerd over de maatregelen die door de Nederlandse overheid worden genomen ter bestrijding van kindersekstoerisme. Kortheidshalve verwijs ik u daarnaar. De in die brief genoemde vervolgcampagne kindersekstoerisme wordt in het vierde kwartaal van 2012 gelanceerd. Deze vervolgcampagne wordt door het ministerie van Veiligheid en Justitie samen met de Koninklijke Marechaussee, de ANVR, TUI Nederland en de NGO’s Ecpat en Plan Nederland georganiseerd. Daarnaast zal de aanpak van kindersekstoerisme worden geborgd in de nationale inrichting van de aanpak van kinderpornografie. In dat verband zal dit jaar een criminaliteitsbeeldanalyse kindersekstoerisme worden gemaakt. Op basis daarvan zal vervolgens een programmatische aanpak kindersekstoerisme worden ontwikkeld.
Hierbij bericht ik u, mede namens de minister van Buitenlandse Zaken, dat de schriftelijke vragen van het lid Dibi (GroenLinks) over de aanpak van kindersekstoerisme (ingezonden 28 juni 2012) niet binnen de gebruikelijke termijn kunnen worden beantwoord, aangezien nog niet alle benodigde informatie ontvangen is. Ik streef ernaar de vragen zo spoedig mogelijk te beantwoorden.