Ingediend | 14 juni 2012 |
---|---|
Beantwoord | 9 juli 2012 (na 25 dagen) |
Indiener | Kees Verhoeven (D66) |
Beantwoord door | Maxime Verhagen (minister economische zaken, viceminister-president ) (CDA) |
Onderwerpen | economie ict |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2012Z12004.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20112012-3024.html |
Ja.
Mijn mening is niet gewijzigd. Ik blijf achter de Nederlandse regelgeving over netneutraliteit staan.
Nederland heeft als eerste Europese land er voor gekozen netneutraliteit bij wet te borgen, waar Eurocommissaris Kroes vooralsnog lijkt te vertrouwen op marktwerking om het ongewenst blokkeren of vertragen van internetdiensten terug te dringen. Ik heb daar minder vertrouwen in omdat mijn inziens de prikkels in de markt verkeerd liggen. Dat onbeperkte toegang tot het gehele internet grote maatschappelijke en economische meerwaarde heeft, is voor de aanbieder van een internettoegangsdienst economisch niet relevant. Van een aanbieder van internettoegangsdiensten kan daarom niet worden verwacht dat hij uit eigen beweging diensten doorgeeft die zijn eigen verdienmodel beconcurreren. De situatie zoals die vorig jaar in Nederland optrad illustreert dit. De grootste mobiele aanbieders kondigden aan concurrerende diensten alleen nog toe te staan in duurdere abonnementen. Daarmee kwam de mogelijkheid voor consumenten om te «stemmen met hun voeten» onder druk te staan. Ik heb daarom onvoldoende vertrouwen dat marktwerking de grote belangen die op het spel staan borgt. En die belangen zijn te groot om daar een risico te lopen. In de eerste plaats denk ik aan vrijheid van meningsuiting: burgers mogen op internet in hun uitingsvrijheid en toegang tot informatie niet worden beperkt door keuzes van hun internetprovider. Ten tweede om keuzevrijheid: consumenten moeten zelf kunnen bepalen welke diensten ze gebruiken over hun internettoegang. Ten derde zorgt een open internet voor een platform waarover aanbieders van toepassingen en applicaties zonder belemmering hun diensten kunnen aanbieden, zonder daarbij afhankelijk te zijn van de toestemming van een aanbieder van internettoegang. De laagdrempeligheid om deze diensten te ontwikkelen en het (daardoor) grote aantal potentiële aanbieders zorgt ervoor dat elke klant een toepassing kan vinden die bij hem past.
Met artikel 7.4a Telecommunicatiewet is het beginsel van netneutraliteit daarom in de wet verankerd. Het artikel is geformuleerd als algemeen verbod, waarbij de proportionaliteit echter niet uit het oog wordt verloren; er zijn uitzonderingen op dit verbod voor de bij wet genoemde gevallen. In de uitzonderingen is aangeduid in welke situaties belemmering of vertraging van verkeer door de aanbieder geen bezwaar oplevert gezien de belangen die netneutraliteit beoogt te beschermen en de belangen van die uitzonderingen. Verder zij er in het kader van de proportionaliteit op gewezen dat de voorgestelde netneutraliteitsbepaling zich beperkt tot het bieden van internettoegang. Dit betekent dat de regeling er niet aan in de weg staat dat ondernemingen via het internet losse diensten aanbieden, zoals bijvoorbeeld een VOIP-onlydienst. Het aanbieden van een op een specifieke behoefte van de gebruiker gerichte dienst via internet blijft dus mogelijk.
Tevens blijft het mogelijk om managed services te bieden waarbij bandbreedte wordt gereserveerd voor IP gebaseerde diensten die via het eigen netwerk worden aangeboden, zoals IPTV.
OPTA is toezichthouder op de Telecommunicatiewet en dus ook op de bepalingen over netneutraliteit. OPTA heeft mij verzekerd deze bepalingen uiteraard te zullen handhaven en betreurt eventueel ontstane twijfels hierover.