Ingediend | 7 juni 2012 |
---|---|
Beantwoord | 25 juni 2012 (na 18 dagen) |
Indieners | Ger Koopmans (CDA), Raymond Knops (CDA) |
Beantwoord door | Hans Hillen (minister defensie) (CDA) |
Onderwerpen | defensie internationaal |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2012Z11369.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20112012-2857.html |
Ja, ik heb kennis genomen van het voorstel van Vreba Melkvee BV getiteld «111112_Advies Vliegbasis Venray». Voor de volledigheid merk ik daarbij op dat deze militaire basis het in de wet aangewezen militaire luchtvaartterrein De Peel betreft. Sinds 29 maart 2012 is deze basis in het kader van de reorganisaties bij Defensie door de Koninklijke luchtmacht overgedragen aan de Koninklijke landmacht en heeft het ook een nieuwe naam: de Luitenant-generaal Bestkazerne. Onveranderd is dat het terrein op grond van de Wet luchtvaart nog steeds een militaire luchthaven is.
Grasland trekt vogels aan. Vanwege de vliegveiligheid wordt daarom op alle luchtvaartterreinen specifiek graslandbeheer gevoerd om het risico op vogelaanvaringen zo klein mogelijk te maken. Zo is Defensie in 1985 op alle luchtvaartterreinen begonnen met gedeeltelijk schraal graslandbeheer. Schraal graslandbeheer houdt in dat het gras in beginsel één keer per jaar wordt gemaaid en dat het niet wordt bemest. Ook op schraal grasland komen vogels voor, maar de soorten die daarop af komen leveren het geringste gevaar voor de luchtvaart op. Vanwege de goede ervaringen van de luchtmacht daarmee, wordt sinds 1995 op alle militaire luchtvaartterreinen geheel schraal graslandbeheer toegepast.
Hoewel de Luitenant-generaal Bestkazerne geen eigen militaire vliegactiviteiten meer heeft, is het nog wel een aangewezen militair luchtvaartterrein. Er vinden regelmatig vliegactiviteiten op het luchtvaartterrein plaats, met nameClose Air Support (CAS) en Forward Air Controller (FAC) oefeningen. Volgens het motto train as you fight vliegen F-16»s en helikopters daarbij laag over het militaire veld om de operationele omstandigheden zoveel mogelijk na te bootsen. Recente operationele ervaringen onderstrepen de noodzaak van dergelijke oefeningen. Deze operaties zijn alleen mogelijk als de aanwezige vogels geen gevaar voor de vliegveiligheid vormen. Het huidige schraal graslandbeheer maakt dit mogelijk.
Vreba Melkvee BV stelt in essentie voor af te stappen van het huidige schraal graslandbeheer en over te gaan op commerciële exploitatie van de graslanden. Volgens dit voorstel wordt het grasland opnieuw, met andere grassen, ingezaaid, wordt kunstmest toegevoegd en wordt het gras drie keer per jaar geoogst waarbij de grasopbrengst aan vee wordt gevoerd. Kortom, een significante verandering van het huidige graslandbeheer. Als tegenprestatie voor de commerciële exploitatie van bijna 100 hectare defensieterrein, biedt Vreba aan dit «om niet» te doen. Volgens dit voorstel zou Defensie daarvoor niet langer zelf kosten hoeven te maken en zo dus geld besparen.
Echter, het gaat bij een luchtvaartterrein niet in de eerste plaats om de kosten die door ander grasbeheer kunnen worden bespaard, maar om de vliegveiligheid die door het specifieke grasbeheer wordt bereikt. Op dit punt is het voorstel van Vreba niet uitgewerkt. Het komt niet verder dan het uitspreken van de verwachting dat het door hen voorgestelde graslandbeheer «geen vogels aantrekt». Defensie is het daarmee niet eens.
Elk ander grasbeheer trekt hoe dan ook andere soorten vogels aan. Volgens de ervaringen van Defensie werkt schraal graslandbeheer op haar luchtvaartterreinen het beste ter voorkoming van vogelaanvaringen. Dit houdt in dat elke verandering van het graslandbeheer op het luchtvaartterrein leidt tot een toename van het risico op vogelaanvaringen. In de praktijk betekent dit dat dan beperkingen aan het huidige vlieggebruik moeten worden gesteld. Zo kan de luchtmacht, ter vermijding van vogelaanvaringen bij de huidige CAS en FAC oefeningen, worden gedwongen hoger te vliegen. Dit leidt tot een vermindering van de oefenwaarde. Defensie acht dit operationeel niet aanvaardbaar.
Defensie is dus niet bereid in te gaan op het voorstel van Vreba om het huidige schraal grasbeheer van het militaire luchthaventerrein anders in te richten. Aan het schraal graslandbeheer zijn voor Defensie inderdaad kosten verbonden, zoals Vreba opmerkt, maar die zijn om bovengenoemde operationele redenen goed te verklaren. Aangezien Vreba niet aanbiedt het huidige schraal graslandbeheer van Defensie «om niet» over te nemen, zijn voor Defensie volgens dit voorstel dus geen besparingen te bereiken. Overigens wordt opgemerkt dat de kosten van het schraal graslandbeheer van Defensie fors lager zijn dan die in het voorstel van Vreba worden geraamd. Op het precieze verschil kan in deze antwoorden om redenen van commerciële vertrouwelijkheid niet worden ingegaan.
In het overleg dat medewerkers van Defensie hierover met Vreba hebben gehad, is ook ingegaan op de natuurwaarden van het schraal graslandbeheer. Het voorstel van Vreba besteedt hier aandacht aan. Zoals hierboven is betoogd, is het grasbeheer in de eerste plaats ingegeven door de operationele eisen die het vliegbedrijf aan een luchtvaartterrein stelt. Maar zoals vaker op defensieterreinen het geval is, kunnen als gevolg van het specifieke defensiebeheer ook bijzondere natuurwaarden tot stand komen. In dit concrete geval zijn hierover ook afspraken gemaakt met het ministerie van EL&I. Op die manier draagt Defensie bij aan de natuur van Nederland. Maar het primaire doel van Defensie is vanzelfsprekend het beschikbaar stellen van inzetgerede en geoefende eenheden.
Zie antwoord vraag 2.
Zie antwoord vraag 2.
Ja, het schraal graslandbeheer op vliegbasis Leeuwarden is eveneens uitbesteed. Ook op andere defensielocaties wordt het grasbeheer uitbesteed.
Zie het antwoord op vragen 2, 3, 4 en 6.
Ja. Ideeën en voorstellen als dat van Vreba Melkvee BV worden door Defensie dan ook serieus in beschouwing genomen om te bezien of het beheer en de exploitatie van militaire terreinen efficiënter en goedkoper kunnen. Defensie is Vreba erkentelijk dat het de moeite heeft genomen mee na te denken over het beheer van defensieterreinen. Uitgangspunt bij elke beoordeling is echter altijd, dat de militaire functie van die terreinen niet in het geding mag komen.
Ja.