Ingediend | 4 juni 2012 |
---|---|
Beantwoord | 21 juni 2012 (na 17 dagen) |
Indiener | Mariko Peters (GL) |
Beantwoord door | Marja van Bijsterveldt (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (CDA), Fred Teeven (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD), Maxime Verhagen (minister economische zaken, viceminister-president ) (CDA) |
Onderwerpen | burgerlijk recht economie markttoezicht recht |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2012Z11050.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20112012-2828.html |
Ja.
Ik heb op de betreffende vragen van het lid Harbers het volgende geantwoord: «of er sprake is van misbruik van een machtspositie is niet ter beoordeling van mij, maar van de Nederlandse Mededingingsautoriteit».
De NMa heeft, naar aanleiding van een klacht van de Stichting Platform Makers over gedragingen van de NPO, op 27 april 2012 het besluit genomen geen onderzoek te doen naar aanleiding van de klacht. Zie hierover de antwoorden op vragen 3 en 4.
De NMa is een zelfstandig bestuursorgaan. Zij dient haar wettelijke taken onafhankelijk van de beleidsverantwoordelijke minister uit te voeren. Het is dan ook aan de NMa om haar prioriteiten vast te stellen. Zij is hiertoe zelf ook het beste in staat. Een gesprek met de NMa over een individueel geval kan daarom niet aan de orde zijn. Vanzelfsprekend staan tegen besluiten van de NMa wel rechtsmiddelen open. Belanghebbenden kunnen binnen zes weken na de dag van bekendmaking van het besluit bezwaar indienen bij de NMa en vervolgens zo nodig beroep bij de bestuursrechter.
De NMa kwalificeert prijsadviezen als prijsafspraken. In de meeste gevallen gaat een adviesprijs als referentiepunt fungeren dat door de meesten, en wellicht door allen, wordt toegepast. Daarmee valt het geven van prijsadviezen onder het kartelverbod van artikel 6 van de Mededingingswet. Dit beperkt zich niet tot de culturele sector maar is algemeen van toepassing.
Wij zijn van mening dat ook in de culturele sector een evenwichtige toepassing van het mededingingsrecht plaats dient te vinden. Makers die op zelfstandige basis hun artistieke prestaties economisch exploiteren, vormen ondernemingen in de zin van de Mededingingswet en zijn evenals hun verenigingen onderworpen aan het mededingingsrecht.
De NMa maakt in elk individueel geval een afweging. Zij houdt hierbij rekening met het economisch belang, het belang voor de consument, de ernst van de vermoedelijke overtreding en de doeltreffendheid en doelmatigheid van het optreden van de NMa. De NMa neemt dan ook in haar afweging mee of er naar aanleiding van een onderzoek, dat aanzienlijke inzet van middelen vergt, een overtreding kan worden vastgesteld. In het onderhavige geval is de NMa tot de conclusie gekomen dat de kans hierop gering moet worden geacht.
Dit wetsvoorstel wordt één dezer dagen bij de Kamer ingediend.