Ingediend | 16 mei 2012 |
---|---|
Beantwoord | 14 juni 2012 (na 29 dagen) |
Indiener | Harry van Bommel |
Beantwoord door | Uri Rosenthal (minister buitenlandse zaken) (VVD) |
Onderwerpen | recht staatsrecht |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2012Z09994.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20112012-2771.html |
Ja.
Berichtgeving van het, doorgaans betrouwbare, Human Rights Activists News Agency (HRANA) geeft aan dat betrokkenen zijn veroordeeld voor (homoseksuele) verkrachting, naar aanleiding van een aanklacht van de ouders van het vermeende slachtoffer en op basis van een verklaring van hem en twee aanwezige vrienden en een medisch rapport. Volgens de verdachten zou er evenwel wederzijdse instemming zijn geweest.
Volgens juridische experts zou er in dit geval beroep mogelijk zijn bij het «Supreme Court», de Iraanse Hoge Raad.
De Iraanse strafwet maakt geen onderscheid tussen verkrachting en homoseksueel verkeer. Het slachtoffer van verkrachting kan (juridisch) als slachtoffer worden erkend en hem hangt volgens de Iraanse wet dan niet de doodstraf boven het hoofd. Of er in deze kwestie onterecht wordt vervolgd is niet te beoordelen.
Nederland en de EU zijn tegen oplegging van de doodstraf. De EU-positie ten aanzien van de doodstraf is bekend bij de Iraanse autoriteiten en wordt regelmatig op verschillende niveau’s herhaald; onder meer door verklaringen van de EU Hoge Vertegenwoordiger Ashton, bij demarches in Teheran en in gesprekken met de Iraanse ambassadeurs in Den Haag en in andere hoofdsteden.
Ik zal mij inspannen om bij de volgende EU verklaring ook voor deze zaak aandacht te vragen.