Ingediend | 20 april 2012 |
---|---|
Beantwoord | 18 juni 2012 (na 59 dagen) |
Indiener | Lea Bouwmeester (PvdA) |
Beantwoord door | Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
Onderwerpen | organisatie en beleid zorg en gezondheid |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2012Z08657.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20112012-2809.html |
Ja, daarvan ben ik op de hoogte.
Ik deel de conclusie van de Onderzoeksraad voor de Veiligheid dat de brandveiligheid in instellingen onvoldoende is afgestemd op de patiënten en cliënten. Ook deel ik de mening dat bestuurders van zorginstellingen (mede daardoor) niet altijd de juiste sturing geven aan hun organisatie op dit terrein. Naast het rapport van de Onderzoeksraad is door de samenwerkende rijksinspecties het rapport «Brandveiligheid van zorginstellingen» uitgebracht. Dit rapport is door mij op 23 december 2011 (vergaderjaar 2011–2012, 32 757 nr. 32) aan uw Kamer gezonden. De centrale boodschap uit beide rapporten is dat brandveiligheid- zowel op de afzonderlijke onderdelen (gebouw, gebruik, organisatie en beleid) als brandveiligheidsbeleid in den brede vraagt om een integraal risicomanagement.
Door de onvoldoende afstemming op de patiënten en cliënten, gaat de bestuurder uit van onjuiste uitgangspunten, waardoor tekort wordt geschoten bij het in kaart brengen van «restrisico’s» op basis van de op te stellen risico inventarisatie en evaluatie (RI&E). Concreet gaat het daarbij bijvoorbeeld om het onvoorspelbare gedrag van de patiënten op de locatie.
In de kabinetsbrief van 7 februari 2012 (vergaderjaar 2011–2012, 32 757 nr. 34) en de antwoorden op vragen van uw Kamer (vergaderjaar 2011–2012, 32 757 nr. 34) is beschreven welke maatregelen het kabinet neemt. Ik benadruk graag dat het de primaire verantwoordelijkheid van de bestuurder van de instelling is de brandveiligheid bij de instelling op orde te brengen en te houden. Wij zullen de bestuurder zoveel mogelijk ondersteunen bij het invullen van die rol. Het bevoegd gezag houdt daarop vervolgens toezicht.
Zie antwoord vraag 2.
Ik deel uw mening dat (brand)veiligheid onderdeel uitmaakt van verantwoorde zorg. Over de wijze waarop ik de bestuurders daarop – indien opportuun – aanspreek en ondersteun verwijs ik naar het antwoord op vraag 2.
Ja, ik ken deze conclusies. Mij hebben geen signalen bereikt dat GGZ-instellingen over onvoldoende financiële middelen beschikken om de bedrijfshulpverlening op orde te brengen en te houden. Aanvullend merk ik op dat bij de opzet van de tarieven rekening is gehouden met het opleiden en inzetten van de bedrijfshulpverlening. Het rapport van de Onderzoeksraad geeft ook aan dat de instelling Rivierduinen voldoende mogelijkheden had om zijn bedrijfshulpverlening afdoende in te vullen.
Bij de invulling van bezuinigingen is het aan de bestuurder van de instelling afwegingen te maken op welke wijze hij de opgelegde budgetkortingen verwerkt, binnen de kaders van verantwoorde zorg.
Zoals in de antwoorden op uw Kamervraag 46 van 2 maart 2012 (Kamerstuk-nummer 32 757-34 antwoord) is aangegeven, zijn de betrokken toezichthouders en beleidsverantwoordelijke departementen daarover nog in gesprek. Wanneer daar duidelijkheid over is wordt uw Kamer daarover geïnformeerd.
Voor de aanpak om de brandveiligheid in de zorg snel op orde te krijgen, verwijs ik u naar mijn antwoord op vraag 2.
Vragen van het lid Bouwmeester (PvdA) aan de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport over de brandveiligheid in GGZ-instellingen (2012Z08657) kunnen tot mijn spijt niet binnen de gebruikelijke termijn worden beantwoord. Ik zal u zo spoedig mogelijk de antwoorden op de Kamervragen doen toekomen.