Ingediend | 12 april 2012 |
---|---|
Beantwoord | 31 mei 2012 (na 49 dagen) |
Indiener | Attje Kuiken (PvdA) |
Beantwoord door | Jan Kees de Jager (minister financiën) (CDA), Melanie Schultz van Haegen (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD), Maxime Verhagen (minister economische zaken, viceminister-president ) (CDA) |
Onderwerpen | economie markttoezicht |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2012Z07632.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20112012-2671.html |
Ja.
Het onderzoek waarnaar u verwijst betreft een onderzoek van de Duitse mededingingsautoriteit, de Bundeskartellamt. De Bundeskartellamt is dit onderzoek gestart naar aanleiding van klachten uit de markt over het prijsgedrag van de vijf grootste oliemaatschappijen in Duitsland.2 Het onderzoek beperkt zich tot Duitsland.
De NMa houdt de Nederlandse benzinemarkt nauwlettend in de gaten. Indien er sprake is van kartelvorming rond de benzineverkoop in Nederland, vormt dit een overtreding van de Mededingingswet. Uit eerdere onderzoeken van de NMa naar de benzinemarkt (de zogenoemde benzinescans uit 2005/2006) zijn geen aanwijzingen naar voren gekomen van dergelijke overtredingen. Vanwege het onderzoeksbelang doet de NMa evenwel geen uitspraken over (mogelijke) lopende onderzoeken naar overtredingen van de Mededingingswet.
Vorig jaar heb ik naar aanleiding van een aangenomen motie van de leden Van Bemmel (PVV) en Dijksma (PvdA) een onafhankelijk onderzoek laten verrichten naar de werking van de benzinemarkt en de opbouw van de brandstofprijs. Een belangrijke conclusie uit dit onderzoek was dat de hoogte van de prijzen aan de pomp voor Euro95, diesel en lpg, alsook de veranderingen in deze prijs, zeer sterk gecorreleerd zijn met de ruwe olieprijs op de termijnenmarkt. Zie hierover ook mijn brief van 1 november 2011.3
Het is aan de NMa om te beoordelen of patronen of gedragingen in de markt duiden op mogelijke kartelafspraken tussen de oliemaatschappijen.
Een substantieel deel van de uiteindelijke prijs aan de pomp wordt gevormd door accijnzen, heffingen en BTW (circa 60%). Uit het onderzoek waarnaar ik in het antwoord op vraag 4 heb verwezen, blijkt daarnaast dat de waarde van de ruwe olie op de termijnenmarkt alsook de raffinage daarvan een substantieel deel van de uiteindelijke prijs aan de pomp bepaalt. De prijsvorming van ruwe olie ligt buiten de beïnvloedingsmogelijkheden van de regering en is voorts zeer gevoelig voor economische, politieke, weerkundige, monetaire en voorraadrisico's. Zoals ik ook in mijn brief van 1 november 2011 heb aangegeven, speelt ten slotte ook de mate van concurrentie tussen tankstations een rol bij de totstandkoming van de pompprijs. Het is daarbij aan de NMa om eventuele overtredingen van de Mededingingswet aan te pakken.
Nieuwe partijen kunnen in Nederland vrij toetreden tot de benzinemarkt. Een recent voorbeeld hiervan is de aankoop door Lukoil van een aantal Nederlandse tankstations. Voor een deel van deze markt, de tankstations langs het hoofdwegennet, heeft de regering vanaf 2002 het veilinginstrument geïntroduceerd waarbij jaarlijks rechten worden geveild om een tankstation («motorbrandstofverkooppunt») voor 15 jaar te mogen exploiteren. Dit geeft marktpartijen een aanvullende mogelijkheid om op de Nederlandse benzinemarkt toe te treden of hun aanwezigheid uit te breiden. Om de informatiepositie van potentiële kopers bij deze veilingen verder te versterken, heeft de regering momenteel een wetsvoorstel in voorbereiding. Dit verplicht de zittende huurders bepaalde commercieel relevante omzetgegevens van een te veilen huurrecht voor exploitatie van een tankstation aan te leveren ten behoeve van het biedboek.