Ingediend | 6 april 2012 |
---|---|
Beantwoord | 3 mei 2012 (na 27 dagen) |
Indiener | Lilian Helder (PVV) |
Beantwoord door | Fred Teeven (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
Onderwerpen | recht strafrecht |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2012Z07218.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20112012-2397.html |
Ja.
Uit het arrest van het gerechtshof Leeuwarden inzake het dodelijke ongeval valt op te maken dat het hof de landelijke oriëntatiepunten voor straftoemeting als uitgangspunt heeft genomen, en in de persoonlijke omstandigheden van de verdachte aanleiding heeft gezien om de gevangenisstraf geheel voorwaardelijk op te leggen en daarnaast een taakstraf van de maximale duur van 240 uur en een rijontzegging voor de duur van drie jaren op te leggen.
Het gerechtshof in Arnhem heeft in de zaak betreffende de mishandeling van een agent de primair ten laste gelegde poging tot zware mishandeling niet bewezen verklaard. Ten opzichte van de uitspraak van de politierechter heeft het gerechtshof een taakstraf van een aanzienlijk langere duur opgelegd en een hoger bedrag aan schadevergoeding toegekend. Uit het arrest blijkt dat het hof in zijn oordeel heeft meegewogen het feit dat verdachte first offender is en hetgeen verder omtrent de persoon van verdachte is gebleken.
In de Grondwet is aan de rechterlijke macht de taak toebedeeld om strafbare feiten te berechten. De rechter bepaalt wat in concrete gevallen een passende straf is, gelet op de aard en de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder dat feit is begaan en de persoon van de dader, en houdt daarbij rekening met de verschillende doelen die een straf dient. Het past mij niet om mij uit te laten over het oordeel van de rechter in een individuele zaak.
Zie antwoord vraag 2.
Zie antwoord vraag 2.
Bij brief van 31 oktober 2011 heb ik aan de Tweede Kamer een onderzoek aangeboden naar geprefereerde sancties voor misdrijven in Nederland (Kamerstukken II, vergaderjaar 2011–2012, 29 279, nr. 127). Uit dat onderzoek is duidelijk gebleken dat er voor de taakstraf draagvlak bestaat bij de Nederlandse bevolking. Ik acht het behoud van de taakstraf in het sanctiestelsel van belang. Waar het gaat om het voorkomen van recidive is de taakstraf een relatief effectieve vorm van bestraffing. Wel is een taakstraf ongeschikt voor de bestraffing van ernstige zeden- en geweldsmisdrijven. De legitimiteit van en het maatschappelijk draagvlak voor taakstraffen worden ondergraven als taakstraffen worden opgelegd voor dergelijke ernstige misdrijven. De wettelijke regeling die de mogelijkheden beperkt om een taakstraf op te leggen voor dergelijke misdrijven is begin dit jaar in werking getreden.
Hierbij deel ik u mede dat de schriftelijke vragen van het lid Helder (PVV) van uw Kamer aan de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie over het opleggen van veel te lage straffen (ingezonden 6 april 2012) niet binnen de gebruikelijke termijn kunnen worden beantwoord, aangezien nog niet alle benodigde informatie is ontvangen. Ik streef ernaar de vragen zo spoedig mogelijk te beantwoorden.