Kamervraag 2012Z07004

Het voorkomen van mastitis en klauw- en pootproblemen bij melkkoeien in Nederland

Ingediend 4 april 2012
Beantwoord 26 april 2012 (na 22 dagen)
Indiener Anja Hazekamp (PvdD)
Beantwoord door Henk Bleker (staatssecretaris economische zaken) (CDA)
Onderwerpen dieren landbouw
Bron vraag https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2012Z07004.html
Bron antwoord https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20112012-2338.html
1. http://www.boerenbusiness.nl/nieuws/algemeen/item/10786356/Melkveehouders-geven-koe-sneller-pijnbestrijding
  • Vraag 1
    Kent u het bericht «Melkveehouders geven koe sneller pijnbestrijding»?1

    Ja.

  • Vraag 2
    Deelt u de mening dat het massaal (moeten) inzetten van pijnbestrijders in de melkveehouderij een zorgelijke ontwikkeling is? Zo ja, welke consequenties verbindt u hieraan? Zo nee, waarom niet?

    Naar mijn mening is het voorkomen van ziekten altijd beter dan genezen. Als een dier echter eenmaal ziek is geworden, is het vanuit dierenwelzijnsoogpunt een goede zaak dat er aan pijnbestrijding wordt gedaan.
    Pijnbestrijding bij dieren is de verantwoordelijkheid van de dierenarts en de veehouder. Het volgen van het gebruik van pijnstilling bij dieren is niet in de eerste plaats de taak voor de overheid maar eerder voor de beroepsvereniging van de dierenartsen en de veehouderijsector zelf. Ik beschik daarom niet over dergelijke cijfers.
    In de melkveesector is men op basis van productschapsregelgeving verplicht om te werken met een bedrijfsgezondheidsplan. Het preventief diergezondheidsmanagement is daarmee in het kader van het beleid voor antibioticagebruik in de veehouderij verplicht onder de aandacht van veehouder en dierenarts gebracht. Het mes snijdt daarmee aan twee kanten, gezonde dieren hebben geen antibiotica noch pijnstillers nodig.

  • Vraag 3
    Kunt u bevestigen dat in 2008 circa 40 procent van de veehouders een pijnstiller/ontstekingsremmer gebruikte bij zichtbare uierontsteking, en dat dit percentage in 2011 is gestegen tot 68,4 procent? Zo nee, wat zijn dan de juiste percentages?

    Zie antwoord vraag 2.

  • Vraag 4
    Bent u op de hoogte van de totale hoeveelheid pijnstillers die in Nederland aan koeien verstrekt wordt? Zo ja, wilt u deze informatie met de Kamer delen? Zo nee, waarom niet?

    Zie antwoord vraag 2.

  • Vraag 5
    Kunt u aangeven bij hoeveel procent van de in Nederland gehouden melkkoeien regelmatig sprake is van klinische mastitis? Zo nee, bent u bereid hiernaar nader onderzoek in te stellen?

    Ongeveer 25% van de koeien krijgt elk jaar een of meerdere keren klinische mastitis, vaak aan éé

  • Vraag 6
    Deelt u de mening dat het welzijn van de koeien ernstig geschaad wordt door mastitis?

    Dieren ervaren ernstig ongerief. Bij behandeling is ongerief van beperkte duur. (bron: WUR ongeriefanalyse 2011)

  • Vraag 7
    Kunt u aangeven hoeveel van de in Nederland gehouden melkkoeien regelmatig last heeft van kreupelheid door klauw- en pootproblemen? Zo nee, bent u bereid hiernaar nader onderzoek in te stellen?

    Het percentage ligt rond de 25 %. De duur van het ongerief is echter langer dan bij mastitis. De klauwproblematiek scoort daarom hoger op de ongeriefanalyse dan de mastitis problematiek. (bron: WUR ongeriefanalyse 2011).

  • Vraag 8
    Deelt u de mening dat het welzijn van de koeien ernstig geschaad wordt door klauw- en pootproblemen?

    Zie antwoord vraag 7.

  • Vraag 9
    Kunt u aangeven of er beleidsmaatregelen overwogen worden om mastitis bij melkkoeien drastisch terug te dringen?

    Ik ondersteun trajecten van het bedrijfsleven om het ongerief als gevolg van klauwaandoeningen te verminderen (het project «Grip op klauwen» en herontwerptrajecten). Het bedrijfsleven heeft in 2005 het Uiergezondheidscentrum Nederland (UGCN) opgericht om het meerjarenplan uiergezondheid uit te voeren. Het bedrijfsleven heeft beide onderwerpen (mastitis en klauwproblemen) onder de aandacht in de Duurzame Zuivel Keten. Via de Uitvoeringsagenda Duurzame Veehouderij werk ik hierin samen met het bedrijfsleven.
    Beide aandoeningen zijn zogenaamde «bedrijfsgebonden aandoeningen», zij zijn multifactorieel van aard en kunnen door vele omgevingsfactoren versterkt worden. De ingezette beleidslijn is die van integrale verduurzaming van de veehouderij, met daarin aandacht voor robuuste veefokkerij, veehouderijsystemen en aandacht voor de diergezondheidsproblemen zoals de structurele problemen met mastitis en klauwaandoeningen en behoud van weidegang. Er lopen daarmee diverse trajecten in de melkveesector waarbij de aandacht ligt op deze onderwerpen, gefinancierd door de sector en de overheid.

  • Vraag 10
    Kunt u aangeven of er beleidsmaatregelen overwogen worden om klauw- en pootproblemen bij melkkoeien drastisch terug te dringen?

    Zie antwoord vraag 9.

  • Vraag 11
    Kunt u aangeven hoe het aantal gevallen van mastitis bij melkkoeien in relatie tot de gehele populatie zich de afgelopen vijf jaar ontwikkeld heeft? Zo nee, waarom niet? Zo ja, kunt u deze informatie met de Kamer delen?

    Het Uiergezondheidscentrum Nederland (UGCN) heeft in haar 5-jarig programma uitgebreid onderzoek gedaan naar de uiergezondheid. De resultaten van dat programma laten zien dat het aantal klinische mastitisgevallen over de periode 2004 tot 2009 gedaald is van 33,5 naar 28,1. Een daling van 5,4%. De WUR ongeriefanalyse 2011 laat geen verandering zien over de jaren 2007 en 2010.
    Het percentage klinische mastitis is in 2009 voor het laatst vastgesteld. De melkveesector rapporteert elk kwartaal over uiergezondheid aan de hand van het celgetal gemeten in de tankmelk in de rapportage monitoring dierziekten rundvee. Momenteel vertonen de kengetallen voor uiergezondheid een dalende trend (hoe lager het celgetal hoe hoger uiergezondheid).

  • Vraag 12
    Kunt u aangeven hoe het aantal gevallen van klauw- en pootproblemen bij melkkoeien in relatie tot de gehele populatie zich de afgelopen vijf jaar ontwikkeld heeft? Zo nee, waarom niet? Zo ja, kunt u deze informatie met de Kamer delen?

    De Gezondheidsdienst voor Dieren geeft aan dat de prevalentie door de jaren heen ongeveer gelijk blijft en tussen de 20 en 30% ligt.

  • Vraag 13
    Kunt u aangeven hoe de omvang van de melkgift per koe zich over de afgelopen tien jaar in Nederland ontwikkeld heeft? Zo nee, waarom niet? Zo ja, wilt u deze informatie met de Kamer delen?

    De melkproductie heeft zich ontwikkeld van 7 999 kg per koe per jaar (2000) naar 8 603 kg (2010).

  • Vraag 14
    Kunt u aangeven hoe de weidegang van melkvee zich over de afgelopen tien jaar in Nederland ontwikkeld heeft? Zo nee, waarom niet? Zo ja, wilt u deze informatie met de Kamer delen?

    De Nederlandse koeien hadden de afgelopen jaren achtereenvolgens 80% (2006), 80% (2007), 76% (2008), 74% (2009) weidegang. Ik beschik niet over eerdere cijfers.

  • Vraag 15
    Deelt u de zorg dat het structureel vergroten van de melkgift per koe leidt tot meer gevallen van mastitis en daarmee tot vermijdbaar dierenleed? Zo nee, waarom niet? Zo ja, welke maatregelen wilt u treffen om vergroting van de melkgift per dier en daarmee samenhangende mastitis terug te dringen?

    Zie antwoord vraag 9.

  • Vraag 16
    Deelt u de zorg dat veel pootproblemen bij melkvee vloergerelateerd zijn en dat het jaar rond opstallen leidt tot meer gevallen van pootontstekingen en daarmee tot vermijdbaar dierenleed? Zo nee, waarom niet? Zo ja, welke maatregelen wilt u treffen om het jaar rond opstallen van melkvee en daarmee samenhangende pootproblemen terug te dringen?

    Zie antwoord vraag 9.


Kamervraag document nummer: kv-tk-2012Z07004
Volledige titel: Het voorkomen van mastitis en klauw- en pootproblemen bij melkkoeien in Nederland
Kamerantwoord document nummer: ah-tk-20112012-2338
Volledige titel: Antwoord vragen Hazekamp over het voorkomen van mastitis en klauwproblemen bij melkkoeien in Nederland