Ingediend | 23 maart 2012 |
---|---|
Beantwoord | 16 april 2012 (na 24 dagen) |
Indiener | Lea Bouwmeester (PvdA) |
Beantwoord door | Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
Onderwerpen | criminaliteit openbare orde en veiligheid |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2012Z06008.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20112012-2223.html |
Het is aan de burgemeester om het coffeeshopbeleid binnen het landelijke kader (de Opiumwet en de gedoogcriteria) vast te stellen en daarover de regie te voeren. Gemeenten staat het vrij om binnen dat landelijk kader een coffeeshopbeleid met eigen accenten te voeren.
Het voornaamste effect zal zijn dat de drugstoeristen niet meer naar ons land zullen komen voor hun cannabis. Veel drugstoeristen blijken immers juist te komen omdat ze in de coffeeshops rustig en veilig cannabis kunnen consumeren (zie hierover ook het rapport «Geen deuren maar daden» van de Commissie Van de Donk). Thuis kunnen ze ook gebruik maken van al bestaande illegale markten. Een toegangsbeperking bij de coffeeshops voor niet ingezetenen zal naar verwachting leiden tot een verminderde toestroom, waardoor ook de omvang van de coffeeshopmarkt en de daaraan verbonden nevenverschijnselen zullen afnemen.
Het is aan de lokale driehoek om de handhavingsprioriteiten te bepalen en de daarvoor benodigde instrumenten te kiezen. Het is landelijk beleid dat een belangrijke prioriteit in de handhaving ligt op het tegengaan van de illegale handel en het tegengaan van het drugstoerisme. Dit geldt ook voor Maastricht.
Voor het antwoord op deze vraag verwijs ik u naar de brieven van 27 mei 2011 en 26 oktober 2011 die het kabinet uw Kamer over de voorgenomen aanscherping van het drugsbeleid heeft gezonden (Kamerstukken II, vergaderjaar 2010–2011, 24 077, nr. 259 en Kamerstukken II, vergaderjaar 2011–2012, 24 077, nr. 265). Daarin zijn alle relevante aanleidingen, voorafgaande stappen en overwegingen uiteengezet.
De vaste Kamercommissie van Veiligheid en Justitie heeft mij op 24 november 2011 verzocht het CBP om advies te vragen over de privacyaspecten die verbonden zijn aan de invoering van de clubpas. Ik heb dit verzoek doorgeleid aan het CBP, en wacht het gevraagde advies af.
Hierbij deel ik u mede dat de schriftelijke vragen van het lid Bouwmeester (PvdA) van uw Kamer aan de Minister van Veiligheid en Justitie over zero tolerance bij de wietpas (ingezonden 23 maart 2012) niet binnen de gebruikelijke termijn kunnen worden beantwoord, aangezien nog niet alle benodigde informatie is ontvangen. Ik streef ernaar de vragen zo spoedig mogelijk te beantwoorden.