Ingediend | 6 maart 2012 |
---|---|
Beantwoord | 16 maart 2012 (na 10 dagen) |
Indiener | Ronald van Raak |
Beantwoord door | Liesbeth Spies (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA) |
Onderwerpen | bestuur de nederlandse antillen en aruba |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2012Z04217.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20112012-1862.html |
De benoeming van de minister-president is een landsaangelegenheid. Het past mij daarom niet daar een opvatting over te hebben. Benoeming geschiedt bij landsbesluit, door de Gouverneur onder politieke verantwoordelijkheid van de (nieuwe) minister-president. Het is aan de Staten van Curaçao om te beoordelen of de bestuurders een goede afweging hebben gemaakt bij de benoeming van de minister-president.
Mijn ambtsvoorganger heeft van de Gouverneur begin 2011 zijn waardering van de uitkomsten van de gebruikelijke screening van bewindslieden door de veiligheidsdienst Nederlandse Antillen c.q. Curaçao ontvangen en daar kennis van genomen (u bent hier per brief van 19 januari 2011, Kamerstuk 2010–2011, 32 500 IV, nr. 26 en het debat van 10 februari 2011 (Handelingen 10 februari 2011, 51-4) over geïnformeerd). Deze screening bestond uit een onderzoek door de Veiligheidsdienst en onderzoek naar gegevens van betrokkenen uit de dossiers van het Openbaar Ministerie, de Belastingdienst en de Sociale Verzekeringsbank.
Het Openbaar Ministerie heeft eind 2010 meldingen bij het Meldpunt Ongebruikelijke Transacties (MOT) met het hoofd van deze dienst besproken en zag toen op basis van de beschikbare informatie vooralsnog geen termen aanwezig om een strafrechtelijk onderzoek in te stellen. De verklaring die de procureur-generaal daarover richting de Gouverneur van Curaçao heeft gestuurd in december 2010 is door de regering van Curaçao openbaar gemaakt (persbericht 7 maart 2012 «OM heeft reeds in december 2010 de premier «gecleared» inzake MOT-meldingen»).
Curaçao is een autonoom land en heeft zijn eigen mechanismen om de gemeenschappelijke waarden te waarborgen. Het is in eerste instantie aan de organen van het land om zorg te dragen voor goed bestuur. De verantwoordelijkheid van het Koninkrijk in dit verband bestaat uit invulling geven aan het waarborgen van deugdelijkheid van bestuur als bedoeld in artikel 43, tweede lid van het Statuut voor het Koninkrijk. Uitgangspunt daarbij is dat de Koninkrijksregering de landen de tijd en ruimte laat om zelf hun verantwoordelijkheid te nemen. Ingrijpen in de autonomie van een land om de deugdelijkheid van bestuur te waarborgen, moet worden beschouwd als een ultimum remedium.
Zie antwoord vraag 4.