Ingediend | 29 februari 2012 |
---|---|
Beantwoord | 22 maart 2012 (na 22 dagen) |
Indiener | Khadija Arib (PvdA) |
Beantwoord door | Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
Onderwerpen | criminaliteit openbare orde en veiligheid |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2012Z03695.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20112012-1933.html |
Ja.
Het prostitutiebeleid is een lokale aangelegenheid en er bestaan op dit moment nog flinke verschillen in het vergunningenregime dat gemeenten toepassen op escortbedrijven. Momenteel is het nog mogelijk dat een escortbedrijf legaal opereert zonder vergunning. Het wetsvoorstel regulering prostitutie en bestrijding misstanden in de seksbranche, waarmee uw Kamer inmiddels heeft ingestemd, beoogt aan deze problematiek een einde te maken. Zo maakt het wetsvoorstel prostitutiebedrijven, waaronder escortbedrijven, vergunningplichtig en worden aan vergunningen een aantal voorwaarden verbonden: een bedrijf moet op een vaste locatie worden gevoerd, de exploitant van een prostitutiebedrijf is bereikbaar voor toezichthouders, de exploitant of beheerder moet aanwezig zijn en adverteren is alleen toegestaan met het in de vergunning vermelde vergunning- en vaste telefoonnummer. Met de invoering van de wet zullen naar verwachting de lokale verschillen in het beleid grotendeels vervallen en zal het onderscheid tussen het legale en het illegale deel van de branche duidelijker worden. Daardoor wordt het toezicht op de branche makkelijker.
Ter versterking van de informatiepositie van de toezichthouder zal verder een landelijk register van verleende escortvergunningen worden ingericht. De toezichthouder kan hiermee, onafhankelijk van waar de vergunning is afgegeven, op elk moment inzicht krijgen in de vergunning en de daaraan verbonden voorwaarden. In het landelijk register zijn tevens weigeringen en intrekkingen van gemeentelijke vergunningen van onder meer escortbedrijven opgenomen. Gemeenten die, op grond van bepaalde omstandigheden, een vergunning hebben geweigerd of ingetrokken moeten dit onverwijld bij het register melden. Gemeenten die een aanvraag van een prostitutiebedrijf moeten beoordelen kunnen dus in de toekomst zien of in een andere gemeente met betrekking tot de vergunningaanvrager eerder een vergunning is geweigerd of ingetrokken. Daarmee kan het shoppen van exploitanten worden tegengegaan. Indien blijkt dat een bedrijf niet vergund is, kunnen bestuurlijke en strafrechtelijke maatregelen worden genomen. Ik verwacht dat het wetsvoorstel een flinke verbetering van het toezicht en de handhaving zal opleveren.
Zie antwoord vraag 2.
Zie antwoord vraag 2.
In de tweede evaluatie van de opheffing van het algemeen bordeelverbod3 is geconstateerd dat het onmogelijk is een enigszins betrouwbare schatting van het aantal niet-vergunde seksinrichtingen in Nederland te geven, aangezien een aanzienlijk deel van de responsgemeenten dit niet (precies) kon aangeven. Wel is duidelijk dat het bij de niet-vergunde bedrijven veelal gaat om niet-locatie gebonden prostitutie, zoals escortbedrijven.
Zoals aangegeven in het antwoord op vragen 2, 3, 4 en 11 is het momenteel nog toegestaan dat een escortbedrijf legaal opereert zonder vergunning. Het wetsvoorstel zal hier een eind aan maken door ieder escortbedrijf in Nederland vergunningplichtig te maken. Adverteren zal volgens het wetsvoorstel alleen toegestaan zijn met het in de vergunning vermelde vergunning- en vaste telefoonnummer, waardoor deze bedrijven makkelijker traceerbaar worden. Escortbedrijven die in strijd met de advertentievoorwaarden handelen zijn strafbaar. Kranten en andere advertentiemedia zijn niet verplicht om deze advertentieverplichtingen te controleren, maar zouden dat wel kunnen. Dat biedt een aanknopingspunt om media – bijvoorbeeld door het sluiten van convenanten – ertoe te bewegen illegale advertenties niet te plaatsen.
Zie antwoord vraag 6.
Wanneer niet wordt opgetreden tegen illegale escortbedrijven blijven misstanden, zoals gedwongen prostitutie, bestaan. Dergelijke zware misdrijven mogen niet worden genegeerd en om die reden is de bestrijding van mensenhandel door dit kabinet ook als prioriteit benoemd. Het wetsvoorstel ter regulering van de prostitutie zal een belangrijke rol spelen bij de bestrijding van mensenhandel.
Daarnaast is een doelstelling van dit kabinet dat het aantal aangepakte criminele organisaties – waaronder organisaties die zich met mensenhandel bezighouden – aan het eind van deze kabinetsperiode is verdubbeld. Andere voorbeelden van maatregelen zijn het recent bij uw Kamer ingediende voorstel om de maximumstraffen voor mensenhandel te verhogen4 en het in december 2012 vastgestelde en aan uw Kamer aangeboden actieplan voor de rijksbrede aanpak van de loverboyproblematiek.
De aanpak van mensenhandel is reeds een landelijke prioriteit van de politie. Er wordt zoveel capaciteit als nodig hiervoor ingezet. Het is van belang dat ook gemeenten hun taken in toezicht en handhaving in de prostitutiesector stevige oppakken. Het wetsvoorstel biedt hen hiertoe het benodigde instrumentarium. Veel (grotere) gemeenten doen dat overigens ook al steeds meer, dat juich ik toe. Wanneer de gemeenten het toezicht en de handhaving van de vergunningen op zich nemen, kan de politie (extra) capaciteit inzetten voor de opsporing van ernstige misstanden en mensenhandel.
Elke politieregio heeft gecertificeerde mensenhandelrechercheurs in dienst. Het totaal aantal politiefunctionarissen dat zich richt op de aanpak van mensenhandel is echter geen vast gegeven. Mensenhandel is een ernstig misdrijf dat door de politie met prioriteit wordt aangepakt met – bij voorkeur – multidisciplinaire teams. In deze teams werken politiefunctionarissen uit verschillende teams, zoals de Vreemdelingenpolitie, recherche en zedenpolitie, samen met partijen als de Inspectie SZW en de FIOD. Deze teams wijzigen continue in aantal en samenstelling.
Zie antwoord vraag 2.
Zie antwoord vraag 9.
Zoals hiervoor uiteen gezet zal het wetsvoorstel het toezicht op de prostitutiebranche versterken. Gemeenten zullen een belangrijke rol gaan spelen bij het toezicht, waardoor ook politiecapaciteit effectiever kan worden ingezet ten behoeve van de handhaving. De laatste jaren is veel geïnvesteerd in de versterking van de bestuurlijke aanpak. Onder meer dankzij de ondersteuning door de Regionale Informatie en Expertise Centra (RIEC) pakt het bestuur meer en meer haar rol. Ik verwijs hier onder meer naar de aanpak van de gemeenten Alkmaar en Den Haag (Doubletstraat), die uitermate succesvol zijn.
Hierbij deel ik u mede dat de schriftelijke vragen van het lid Arib (PvdA) van uw Kamer aan de Minister van Veiligheid en Justitie over het gebrek aan toezicht op escortbedrijven (ingezonden 29 februari 2012) niet binnen de gebruikelijke termijn kunnen worden beantwoord, aangezien nog niet alle benodigde informatie is ontvangen. Ik streef ernaar de vragen zo spoedig mogelijk te beantwoorden.