Ingediend | 7 februari 2012 |
---|---|
Beantwoord | 6 juni 2012 (na 120 dagen) |
Indiener | Gerard Schouw (D66) |
Beantwoord door | Liesbeth Spies (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA) |
Onderwerpen | openbare orde en veiligheid organisatie en beleid |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2012Z02139.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20112012-2710.html |
Ja.
Ja, ik verwijs daarvoor naar onder meer de brief d.d. 23 september 2010 die aan de Tweede Kamer is gezonden.
Morpho ontvangt voor het personaliseren van de aangevraagde reisdocumenten (digitaal) de persoonsgegevens die op de documenten moeten worden vermeld. Morpho bewaart daarvoor de gegevens gedurende een beperkte periode. Zie ook de antwoorden op de vragen van het TK-lid Van Raak (TK 2009–2010, nr 2067).
Zoals uit het algemene antwoord blijkt valt Morpho niet zonder meer onder de Amerikaanse jurisdictie door het enkele feit dat zij zusterbedrijven in de Verenigde staten heeft.
Zie antwoord vraag 4.
Ik ben mij ervan bewust geworden – na kennisneming van het advies van de Landsadvocaat – dat het niet is uitgesloten dat de Amerikaanse autoriteiten jurisdictie hebben tot het vorderen van persoonsgegevens uit de databank van Morpho BV. Mocht sprake zijn van jurisdictie, dan betekent dat nog niet dat vordering van de Amerikaanse autoriteiten tot het verstrekken van die persoonsgegevens zal worden toegewezen. Zoals ik in het algemene antwoord heb aangegeven zal een dergelijk verzoek door de Amerikaanse rechter getoetst worden aan beginselen van wederkerigheid en soevereiniteit mede met inachtneming van Europese en Nederlandse regelgeving gericht op bescherming van persoonsgegevens, welke toetsing tot een afwijzende beslissing kan leiden. Voorts is Morpho bereid te onderzoeken of er verdergaande maatregelen genomen kunnen worden dat te voorkomen. Deze maatregelen zijn ook in het belang van de bescherming van persoonsgegevens waarover Morpho in het kader van andere contracten met de Staat de beschikking krijgt.
Morpho heeft desgevraagd mij bericht nooit een verzoek voor het verstrekken van biometrische gegevens te hebben gekregen. Evenmin heeft het ministerie van BZK verzoeken hiertoe ontvangen van de Amerikaanse autoriteiten. Niet de minister van BZK, maar de minister van Veiligheid en Justitie is verdragsrechtelijk aangewezen als de bevoegde autoriteit voor de ontvangst van rechtshulpverzoeken.
Desgevraagd heeft mijn ambtgenoot van Veiligheid en Justitie mij meegedeeld geen rechtshulpverzoeken te hebben ontvangen die waren gericht op het verkrijgen van biometrische gegevens die zich bij Morpho in Nederland bevinden.
Als de Verenigde Staten rechtshulp zou vragen, zal aan de hand van dat verzoek worden beoordeeld of Nederland medewerking kan verlenen. Uit dat verzoek dient onder andere te blijken naar welke strafbare feiten onderzoek wordt gedaan en welke specifieke informatie in het kader van dat onderzoek vereist is. De criteria voor rechtshulpverzoeken staan vermeld in het rechtshulpverdrag tussen Nederland en de VS3 en in artikel 552h e.v. van het Wetboek van Strafvordering. De procedure voor rechtshulpverlening is met waarborgen omkleed.
Hierbij bericht ik u dat de beantwoording van de vragen van de heer Schouw nog meer tijd vraagt dan met het verleende uitstel is gegeven. De reden is dat de vragen van de heer Schouw een goede bestudering van de bevoegdheden van de Amerikaanse autoriteiten op grond van de Patriot Act vereist. Daarbij komt dat de bevoegdheden van de Patriot Act niet alleen de persoonsgegevens in het kader van de personalisatie van de reisdocumenten raken maar ook andere gegevensverzamelingen die van Nederlandse burgers worden aangelegd. Dit gegeven is voor mij aanleiding de Kamer over deze problematiek te informeren met een algemene brief. Het onderzoek dat nodig is voor een adequate informatievoorziening vergt echter de nodige tijd. Ik streef ernaar dit onderzoek binnen zes weken af te ronden.
Naar aanleiding van de schriftelijke vragen van het lid Schouw (D66) met het kenmerk 2012Z02139 (ingezonden op 7 februari 2012), deel ik u mee dat het niet mogelijk is deze vragen binnen de gestelde termijn te beantwoorden. De reden van het uitstel is dat voor de beantwoording van de vragen het meer tijd vergt om de benodigde informatie te achterhalen.