Ingediend | 18 januari 2012 |
---|---|
Beantwoord | 16 februari 2012 (na 29 dagen) |
Indiener | Sadet Karabulut |
Beantwoord door | Paul de Krom (staatssecretaris sociale zaken en werkgelegenheid) (VVD) |
Onderwerpen | organisatie en beleid sociale zekerheid werk |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2012Z00630.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20112012-1574-n1.html |
De SP stelt in haar rapport: «Als samenleving vinden we het onacceptabel dat mensen die een arbeidsprestatie kunnen leveren, thuis zitten.» Verder stelt de SP dat werken goedkoper is dan een uitkering. Juist deze uitgangspunten liggen ten grondslag aan de Wet Werken naar Vermogen (WWNV). Het kabinet wil dat meer mensen met een arbeidsbeperking bij een gewone werkgever aan de slag gaan. De WWNV wil voor deze groep kansen bieden die ze in het huidige stelsel onvoldoende krijgen. Werken bij een reguliere werkgever, zonodig met loondispensatie, is voor mensen zelf beter en ook goedkoper dan een uitkering. Het kabinet wil met de WWNV bevorderen dat mensen die dat kunnen bij een reguliere werkgever aan de slag gaan en de Wsw in de toekomst beperken tot degenen die echt zijn aangewezen op beschut werk.
Het kabinet is van mening dat in ons land teveel mensen die kunnen werken om uiteenlopende redenen langs de kant staan. Ongeveer honderdduizend mensen werken in Nederland in de beschutte omgeving van de sociale werkvoorziening. Dat is tweeënhalf maal zoveel als bij de invoering van de wet in 1969 was voorzien, terwijl blijkt dat minstens de helft met enige begeleiding aan de slag zou kunnen bij een reguliere werkgever.
De regering wil met de WWNV bereiken dat meer mensen met een arbeidsbeperking bij een gewone werkgever aan de slag gaan. De WWNV moet hun kansen bieden die ze in het huidige stelsel nog onvoldoende krijgen. Met de WWNV kiest het kabinet voor een activerende aanpak, waarbij mensen die (gedeeltelijk) kunnen werken ook naar vermogen gaan werken, en werk aantrekkelijker wordt dan een uitkering. Iedereen met arbeidsvermogen die vanaf 1 januari 2013 instroomt, valt onder de nieuwe WWNV.3 De uitdaging voor alle betrokkenen – gemeenten, werkgevers en werknemers – is om veel meer mensen vanuit een uitkering aan het werk te helpen.
Ik deel de opvatting niet dat door het direct aan het werk te helpen in de sociale werkplaats miljoenen kunnen worden bespaard, zoals uiteengezet in het rapport «Wachtlijst of Werk». De rekenvoorbeelden in het SP rapport «Wachtlijst of werk» kloppen niet. Zo voert de SP standaard voor elke alleenstaande bijstandsgerechtigde op de wachtlijst € 4300 aan structurele re-integratiekosten per bijstandsgerechtigde op, terwijl er voor mensen op de wachtlijst geen re-integratieverplichting is. Indien een gemeente er toch voor kiest re-integratiemiddelen in te zetten gaat het bovendien om incidentele- en variabele kosten. Verder zijn de werkgeverslasten voor iemand op de wachtlijst te hoog berekend en is het onduidelijk hoe de SP tot enkele hoge kostenposten komt zoals de hoge apparaatskosten en het bedrag voor extra zorgconsumptie van mensen in een uitkering. Ook wordt in de berekening van de SP geen rekening gehouden met verdringingseffecten, die zich bij deze zwaar gesubsidieerde vorm van arbeid voor zal doen.
De omvang van de wachtlijst laat zien dat het huidige systeem onvoldoende tot uitstroom uit de Wsw stimuleert. Zoals in antwoord op vraag 1 al is aangegeven wil het kabinet met de WWNV terug naar een stelsel waarin alleen degenen die echt zijn aangewezen op beschut werk een Wsw-indicatie ontvangen en dat mensen die dat kunnen bij een reguliere werkgever aan de slag gaan.
Nee, dat vind ik niet wenselijk. Het is ook niet nodig. Ik ben van mening dat werk de beste oplossing is. Daarom kiest het kabinet voor de aanpak zoals in de WWNV omschreven. Door meer mensen bij een reguliere werkgever aan de slag te helpen nemen de door de SP gesignaleerde risico’s af. Gemeenten hebben ook nu al mogelijkheden om mensen op de wachtlijst in reguliere banen te plaatsen. Die mogelijkheden nemen na invoering van de WWNV nog toe door het instrument loondispensatie.
Ik onderschrijf de door u geschetste conclusie niet, zie het antwoord op vraag 3.
Wel onderschrijf ik dat het van belang is dat de Wsw ook in de toekomst toegankelijk blijft voor degenen die echt zijn aangewezen op beschut werk.
Het kabinet heeft een zorgvuldige afweging gemaakt van de sociale, maatschappelijke en financiële kosten bij het besluit om te komen tot een nieuwe wet voor de onderkant van de arbeidsmarkt. Ik constateer bovendien dat er in de sociale werkplaatsen ruimte is voor efficiënter werken, onder meer door meer mensen extern te plaatsen, en kritisch te zijn op de bedrijfsvoering. Laatstgenoemde wordt tevens onderschreven in het rapport van de Commissie Westerlaken.
Gemeenten kunnen binnen de kaders van het participatiebudget voortrajecten financieren voor mensen die op de wachtlijst staan. Het is de gemeentelijke beleidsvrijheid om daar gebruik van te maken.
Op 1 februari jl. heb ik de Tweede Kamer een brief gezonden waarin de maatregelen die ik neem ter bevordering van werkervaringsplaatsen voor mensen met een arbeidsbeperking zijn opgenomen.
Tijdens de Algemene Beschouwingen heeft de minister-president toegelicht dat de inzet van het kabinet is om zo veel mogelijk mensen aan de slag te laten gaan bij reguliere werkgevers.
Gemeenten krijgen in het kader van de voorgenomen WWNV een breed scala van instrumenten (een «gereedschapskist») om onder meer mensen met een arbeidsbeperking te begeleiden naar werk. Voorbeelden van deze instrumenten zijn loonkostensubsidie, detachering, proefplaatsing en werkplekaanpassingen. Het kabinet zal via de WWNV aan deze gereedschapskist het instrument loondispensatie toevoegen. De gemeente kan dit instrument inzetten voor mensen die als gevolg van een verstandelijke, lichamelijke en/of psychische beperking, dan wel om andere redenen, niet in staat zijn zelfstandig 100 procent van het minimumloon te verdienen.
Overigens heeft UWV al langer de mogelijkheid om het instrument loondispensatie in te zetten voor mensen in de Wajong. Uit cijfers van UWV in het kader van de eerste Wajongmonitor blijkt dat voor circa een derde van alle Wajongers die bij een reguliere werkgever werken de afgelopen vijf jaar loondispensatie is toegekend, het betrof ca. 7 500 toekenningen. Daarnaast kunnen 32 gemeenten in de pilot loondispensatie al gebruik maken van het instrument loondispensatie. Bij brief van 30 november 2011 is uw Kamer geïnformeerd over de laatste stand van zaken ten aanzien van het aantal dienstverbanden en proefplaatsingen in de pilot.
Leerlingen van scholen met zeer moeilijk lerende kinderen komen niet per definitie in aanmerking voor een Wsw-indicatie. Het door u genoemde bericht duidt op een heel ander aandachtsgebied: het belang van aandacht voor de overgang tussen onderwijs en arbeidsmarkt, maar ook tussen zorg en arbeid. Juist voor kinderen is het van belang om zo snel mogelijk aan de slag te gaan bij een reguliere werkgever, het instrument loondispensatie uit de WWNV draagt daaraan bij. De WWNV stelt gemeenten in staat een samenhangende, integrale aanpak te ontwikkelen.