Ingediend | 9 december 2011 |
---|---|
Beantwoord | 14 februari 2012 (na 67 dagen) |
Indieners | Wassila Hachchi (D66), Alexander Pechtold (D66) |
Beantwoord door | |
Onderwerpen | internationaal organisatie en beleid recht staatsrecht |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2011Z25763.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20112012-1528.html |
De regering heeft zorg geuit over bedoelde wetsvoorstellen. Daarbij is zowel gewezen op de potentiële beperking van democratische grondrechten als op mogelijke imagoschade voor Israël. Van Israëlische zijde werd hiervan goede nota genomen en de Israëlische procedure inzake initiatiefwetgeving uiteengezet.
Voorgenomen wetgevingsprocessen zijn inderdaad bevroren. Ik treed niet in de overwegingen van de Israëlische premier die daartoe geleid hebben.
De EU-ambassadeurs dragen het standpunt uit zoals besproken in EU-verband.
De regering volgt het Israëlische debat aandachtig, maar onthoudt zich van commentaar op individuele uitspraken die in dat kader in Israël worden gedaan.
De Nederlandse ambassade heeft in het kader van de taakverdeling tussen EU-delegatie en lidstaten de rol op zich genomen van «focal point human rights defenders». In het kader van de EU-strategie voor mensenrechtenverdedigers organiseert de post onder andere een jaarlijks evenement ten behoeve van mensenrechtenverdedigers.
Er is een nieuw voorstel voor initiatiefwetgeving dat de kern van de twee eerder genoemde voorstellen combineert.
Nee, dit wetsvoorstel voorziet niet in een totaalverbod. Wel wordt een bepaalde mate van regulering beoogd van organisaties die als politieke NGO’s worden gedefinieerd.
Het wetgevingsproces in Israël wat betreft initiatiefwetten is zodanig complex en veranderlijk, dat het op dit moment niet zinvol is op de details van de verschillende initiatiefwetsvoorstellen in te gaan.
Er zijn inderdaad een of meer voorstellen voor initiatiefwetgeving die voorzien in een dergelijke belastingheffing. Een dergelijke belastingheffing zou gevolgen kunnen hebben voor de buitenlandse financiering van Israëlische NGO’s.
Het is inderdaad initiatiefwetgeving die voorziet in een dergelijke discretionaire bevoegdheid. Gezien de onzekere uitkomsten van het wetgevingsproces acht ik commentaar op de diverse voorliggende wetsvoorstellen op dit moment niet zinvol.
Het initiatiefwetsvoorstel voorziet in een dergelijk onderscheid. Ook hier geldt dat het oordeel van de regering afhankelijk is van de uitkomst van het wetgevingsproces.
Daar neem ik kennis van.
Het kabinet wil niet vooruitlopen op de uiteindelijke wetgeving. Pas wanneer de inhoud daarvan bekend is, kan men vaststellen of deze gevolgen heeft voor de subsidierelaties die Nederland onderhoudt.
Het is niet bekend wanneer de voorstellen voor initiatiefwetgeving voor definitieve stemming aan de Knesset voorliggen. Dat laat onverlet dat de EU-delegatie en de ambassades van diverse lidstaten in hun reguliere contacten met Israël het eerder genoemde standpunt zullen blijven uitdragen.
Ja.