Ingediend | 17 november 2011 |
---|---|
Beantwoord | 16 december 2011 (na 29 dagen) |
Indiener | Lea Bouwmeester (PvdA) |
Beantwoord door | Fred Teeven (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
Onderwerpen | openbare orde en veiligheid organisatie en beleid |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2011Z23295.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20112012-952.html |
Ja.
Het is juist dat er correspondentie is geweest tussen mijn departement en de Ondernemingsraad (OR) en het personeel van de penitentiaire inrichting (PI) Tilburg over het gedrag van de ex-directeur. De correspondentie had betrekking op het onderzoek dat is uitgevoerd door het Bureau Integriteit en Veiligheid (BI&V) van de Dienst Justitiële Inrichtingen (DJI) en de conclusies die op basis van dit onderzoek zijn getrokken. In zijn laatste brief heeft de OR aangegeven de briefwisseling als afgerond te beschouwen. Aanleiding voor het onderzoek vormden klachten over het functioneren van de betrokken directeur. Uit het onderzoek van het BI&V blijkt dat er zowel getuigen zijn die de beschuldigingen jegens de directeur bevestigen als getuigen die deze beschuldigingen ontkennen. Er is geen aangifte gedaan van seksuele intimidatie. De conclusie op basis van het feitenonderzoek door het BI&V is dat geen eenduidig beeld bestaat van wat in een bepaalde context nu exact wel en niet is gezegd. Betrokkene heeft zich teruggetrokken als vestigingsdirecteur van de PI Tilburg.
Zie antwoord vraag 2.
Zie antwoord vraag 2.
Zoals ik in mijn antwoord op de vragen 2, 3 en 4 heb toegelicht, is naar aanleiding van de klachten een onafhankelijk onderzoek uitgevoerd door het BI&V. Over de conclusies die zijn getrokken op basis van dit onderzoek is open en transparant gecommuniceerd met de OR en alle medewerkers van de PI Tilburg. Op geen enkele wijze is dan ook sprake van een doofpotaffaire.
Het is juist dat de ex-directeur cameratoezicht op medewerkers heeft laten uitvoeren. Hoewel hij dit punt wel informeel aan de orde heeft gesteld bij de OR, heeft de ex-directeur verzuimd hiervoor formeel toestemming te vragen conform de Wet op de ondernemingsraden. Nadat de OR op 25 november 2010 aan de directeur meedeelde dat geen toestemming was verleend voor het bedoelde toezicht, heeft deze het cameratoezicht beëindigd.
Waar het gaat om de ambtelijke rechtspositie van de voormalig directeur van de PI Tilburg merk ik op dat deze personeelsvertrouwelijk van aard is. Ik ga hier dan ook niet verder op in.
Zie antwoord vraag 6.
Een incident met een medewerker dat zich in de betreffende gang had voorgedaan, was voor de ex-directeur aanleiding voor het overgaan tot cameratoezicht. Het cameratoezicht was – gedurende de periode dat het werd uitgeoefend – inmiddels algemeen bekend geworden bij het betreffende personeel en heeft geleid tot de constatering van de OR dat geen instemming was verleend. De personen die op de beelden te zien zijn, zijn – gelet op het voorgaande – niet persoonlijk geïnformeerd.
Hierbij deel ik u mede dat de schriftelijke vragen van het lid Bouwmeester (PvdA) van uw Kamer aan de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie over intimidatie door de ex-directeur van PI te Tilburg (ingezonden 17 november 2011) niet binnen de gebruikelijke termijn kunnen worden beantwoord, aangezien nog niet alle benodigde informatie is ontvangen. Ik streef ernaar de vragen zo spoedig mogelijk te beantwoorden.