Ingediend | 15 november 2011 |
---|---|
Beantwoord | 7 december 2011 (na 22 dagen) |
Indiener | Khadija Arib (PvdA) |
Beantwoord door | Fred Teeven (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
Onderwerpen | jongeren zorg en gezondheid |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2011Z22999.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20112012-865.html |
Ja.
Laat ik voorop stellen dat ik elke aantasting van de fysieke integriteit van kinderen verwerpelijk vind. In het Reformatorisch Dagblad heeft betrokkene over het gepubliceerde artikel gezegd; «Van enigerlei suggestie tot het aanzetten tot lijfstraffen of tot kindermishandeling in welke vorm ook distantieer ik mij ten enenmale» (www.refdag.nl, 14 november 2011) Ik ga er derhalve van uit dat de uitspraken in het kerkblad niet waren bedoeld als een oproep tot het toepassen van lijfstraffen of het aanzetten tot kindermishandeling.
De letterlijke betekenis van de term kastijding is «lichamelijk straffen». Maar gebruik van de term in meer overdrachtelijke zin is ook denkbaar.
Ik wijs er op dat artikel 1:247 van het Burgerlijk Wetboek bepaalt dat de verzorging en opvoeding van het kind zonder toepassing van geestelijk of lichamelijk geweld of van enige andere vernederende behandeling dient plaats te vinden. Zowel binnen als buiten het gezin zijn de ouders verantwoordelijk voor de veiligheid van hun kinderen. Ouders mogen hun kinderen niet in een onveilige situatie brengen of laten zitten. Degenen die zich schuldig maken aan het uitdelen van lijfstraffen kunnen strafrechtelijk, al dan niet ambtshalve (afhankelijk van de kwalificatie van het feit), worden vervolgd. Vervolging is onder andere mogelijk ter zake van mishandeling. Het oproepen tot dergelijke uiterst verwerpelijke gedragingen kan eveneens strafbaar zijn, bijvoorbeeld als uitlokking of opruiing.
Het is niet aan mij, maar aan het Openbaar Ministerie om de strafbaarheid van een concrete gedraging te beoordelen. Het Openbaar Ministerie heeft de uitingen van betrokkene bekeken en ziet deze vooral als een – niet strafbare – aansporing aan de leden van zijn gemeente om een boek te lezen dat betrokkene lezenswaardig vindt. Daarbij was het kennelijk niet de bedoeling van betrokkene om aan te zetten tot geweld tegen kinderen.
Zie antwoord vraag 3.
Zie antwoord vraag 3.
Zie antwoord vraag 3.
Zie antwoord vraag 3.
Zie antwoord vraag 3.