Ingediend | 3 november 2011 |
---|---|
Beantwoord | 13 december 2011 (na 40 dagen) |
Indiener | Karen Gerbrands (PVV) |
Beantwoord door | Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
Onderwerpen | geneesmiddelen en medische hulpmiddelen zorg en gezondheid |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2011Z21818.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20112012-904.html |
Ja
Ik vind het terecht dat het RIVM de kwestie serieus oppakt. Voorop staat dat een ieder over nut en noodzaak van griepvaccinatie mag vinden wat hij wil en ook dat hij zijn opinie in de openbaarheid mag brengen. Zo hoort dat ook te gaan in een open en transparante samenleving. Ik vind wel dat deze uitlatingen niet alleen meer gingen over de griepvaccinatie als zodanig, maar ook over de integriteit van de heer Coutinho en het RIVM. Integriteit is een groot goed en aantijgingen daaromtrent moeten niet lichtvaardig worden opgevat.
Ja. Het RIVM is het kennis- en onderzoeksinstituut van de rijksoverheid als het gaat om infectieziektebestrijding en het Rijksvaccinatieprogramma (RVP). De heer Coutinho vervult daarin een sleutelrol als het «gezicht van het Centrum Infectieziektebestrijding (CIb) van het RIVM» naar de bevolking toe. De bevolking moet de uitlatingen, opvattingen en adviezen van het RIVM, die gebaseerd zijn op wetenschappelijk onderzoek en de inbreng van gezaghebbende derden als de Gezondheidsraad, kunnen vertrouwen. Dat vertrouwen wordt geschaad als – zoals hier – verschillende malen in krant, radio en televisie wordt gesuggereerd dat het RIVM en de heer Coutinho niet zozeer worden gestuurd door wetenschappelijk verantwoorde inzichten, maar door banden met de farmaceutische industrie.
Dat vind ik niet.
Volledige openheid over relaties met de (farmaceutische) industrie vind ik van het grootste belang, zowel voor adviseurs waarmee wij werken als voor ambtenaren van mijn ministerie (inclusief RIVM). Hier zet ik mij op verschillende manieren voor in. Bezoldigde en onbezoldigde nevenfuncties van een ambtenaar die raken aan de belangen van de dienst en zijn/haar functievervulling, dienen gemeld te worden. Ten aanzien van dubbelfuncties is er voor het RIVM een al langer bestaande beleidslijn neergelegd in de richtlijn «RIVM-beleid voor deeltijd hoogleraarschappen en dubbelaanstellingen». Tevens is er een «Overzicht deeltijdhoogleraren bij het RIVM». Deze documenten zijn openbaar. Ik heb het RIVM verzocht ze ook op de website te plaatsen.
De vraag of sprake zou kunnen zijn van belangenverstrengeling wordt beantwoord in de toetsing waartoe ik gehouden ben op grond van artikel 61 lid 4 van het Algemeen Rijksambtenarenreglement (ARAR). De nevenfunctie van de directeur van het RIVM Centrum Infectieziektebestrijding is door hem tijdig gemeld en is beoordeeld op de criteria van het ARAR. De Secretaris-Generaal van VWS heeft vervolgens, namens mij, ingestemd met de vervulling van deze functie.
Het is de taak van het RIVM om onafhankelijke wetenschappelijk gefundeerde adviezen uit te brengen. Aantijgingen over belangenverstrengeling aan het adres van de heer Coutinho kunnen afdoen aan de geloofwaardigheid van de persoon en daarmee ook aan de geloofwaardigheid van het RIVM als gezaghebbend instituut. Dit kan negatieve gevolgen hebben voor de persoon in kwestie alsook voor de uitvoering van taken van het RIVM, waaronder bijvoorbeeld het Rijksvaccinatieprogramma (RVP) en de bestrijding van een uitbraak van infectieziekten. Ik vind dat de Nederlandse bevolking moet kunnen vertrouwen op de integriteit van de heer Coutinho en van het RIVM als gezaghebbend wetenschappelijk instituut. De uitspraken van de heer Van der Linde zouden dit vertrouwen kunnen aantasten. De heer Van der Linde bleek niet bereid om zijn uitspraken ten aanzien van de heer Coutinho te rectificeren. Daarom heeft het RIVM vervolgstappen gezet.
Wij stimuleren dit soort dubbelfuncties omdat ze passen in het kabinetsbeleid om de samenwerking in de «gouden driehoek» van wetenschap, industrie en overheid te versterken. Alle inspanningen binnen het programma «Topsectoren» zijn daarop gericht. Ook in andere landen wordt op deze manier gewerkt en we willen in Nederland onze goede positie zeker behouden. Natuurlijk zijn er strikte randvoorwaarden waarbinnen die samenwerking zich kan afspelen. Hiervoor verwijs ik naar het antwoord op vraag 5.
Vaccinatie is een bewezen effectieve en vaak kosteneffectieve preventiemethode die ervoor gezorgd heeft dat een groot aantal infectieziekten in Nederland (en zelfs in de wereld) geen, of slechts een gering aantal, slachtoffers meer maakt. Hierover is geen twijfel onder wetenschappers.
Dat wil niet zeggen dat er geen wetenschappelijke discussie kan plaatsvinden over specifieke vaccinaties. De mate van effectiviteit van griepvaccinatie is al langere tijd onderwerp van zo’n discussie. Die discussie moet zeker plaatsvinden.
Het Nationaal programma Grieppreventie (NPG) is gebaseerd op de weging van argumenten uit die discussie door de Gezondheidsraad. Dat is de plaats waar de wetenschappelijke discussie zijn beslag krijgt. De Gezondheidsraad concludeert, alles afwegende, dat voor alle voor vaccinatie geselecteerde doelgroepen overtuigende aanwijzingen bestaan dat griepvaccinatie gezondheidsschade voorkomt of beperkt. Uiteindelijk maakt eenieder zelf de keuze om de aangeboden vaccinatie al dan niet te nemen.