Ingediend | 2 november 2011 |
---|---|
Beantwoord | 14 december 2011 (na 42 dagen) |
Indiener | Coşkun Çörüz (CDA) |
Beantwoord door | |
Onderwerpen | openbare orde en veiligheid organisatie en beleid |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2011Z21711.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20112012-922.html |
Ja.
In de periode van 1996 tot 2002 hebben omvangrijke onderzoeken plaatsgevonden naar de IRT-affaire en strafbaar handelen van betrokkenen daarin. Van de vermeende strafbare feiten gepleegd in de IRT-tijd is de hier bedoelde persoon vrijgesproken vanwege het ontbreken van voldoende wettig en overtuigend bewijs. Daarmee resteerden derhalve geen strafrechtelijke mogelijkheden om eventueel wederrechtelijk verkregen voordeel te kunnen ontnemen.
De verantwoordelijkheid voor de wijze waarop en de gevallen waarin bestuursorganen het Bibob-instrument toepassen ligt bij het betreffende bestuursorgaan, in casu de gemeente Haarlem. In algemene zin kan ik hierover het volgende meedelen. Het verantwoordelijke bestuursorgaan doet vaak eerst op basis van eigen gegevens een vooronderzoek naar de criminele achtergrond van de vergunningaanvrager. Indien het bestuursorgaan daartoe aanleiding ziet, kan hij het Landelijk Bureau Bibob (hierna LBB) verzoeken advies uit te brengen over de mate van gevaar dat de aangevraagde vergunning wordt gebruikt om crimineel verkregen voordelen te benutten of strafbare feiten te plegen. Hiertoe doet het LBB diepgaand onderzoek naar het criminele verleden van de vergunningaanvrager, diens financiers en zakelijke relaties. Het LBB kan zijn oordeel over het gevaar dat de vergunning wordt misbruikt onder andere baseren op het criminele verleden van de vergunningaanvrager en diens zakelijke netwerk. Dit betekent dat het LBB ook kan adviseren dat er een ernstig gevaar voor misbruik van de vergunning is indien de financier of een zakelijke relatie crimineel is, terwijl de vergunningaanvrager zelf »schoon» is. Ten aanzien van de mate van gevaar dient hierbij te worden opgemerkt dat een conclusie van «geen gebleken gevaar» niet betekent dat de aanvrager van de vergunning geen banden heeft met criminelen of criminele activiteiten. Dit is bijvoorbeeld het geval als de aanvrager van de vergunning enkel in een familiaire relatie staat tot een crimineel, zonder dat deze relatie zakelijke elementen in zich draagt.
Met het oog op artikel 28 van de Wet Bibob kan ik niet ingaan op de vraag of er in deze casus een advies is uitgebracht door het Landelijke Bureau Bibob en wat daarvan de uitkomst zou zijn geweest.
Hierbij deel ik u mede dat de schriftelijke vragen van het lid Çörüz. (CDA) van uw Kamer aan de Minister van Veiligheid en Justitie over het artikel «Belangrijke criminele politie-infiltrant runt coffeeshops» (ingezonden 2 november 2011) niet binnen de gebruikelijke termijn kunnen worden beantwoord, aangezien nog niet alle benodigde informatie is ontvangen. Ik streef ernaar de vragen zo spoedig mogelijk te beantwoorden.