Ingediend | 13 oktober 2011 |
---|---|
Beantwoord | 23 november 2011 (na 41 dagen) |
Indieners | Frans Timmermans (PvdA), Sjoera Dikkers (PvdA) |
Beantwoord door | |
Onderwerpen | internationaal organisatie en beleid |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2011Z20258.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20112012-754.html |
Ja.
Zoals ook in het rapport van Oxfam Novib staat vermeld, is de positie van vrouwen in Afghanistan op vele fronten sterk verbeterd sinds de val van de Taliban in 2001. Meer meisjes gaan naar school, vrouwen participeren in politieke processen en er zijn safe houses voor vrouwen die mishandeld of uitgestoten zijn. Tegelijkertijd is het overduidelijk dat er nog een lange weg te gaan is. De verbetering van de positie en rechten van vrouwen staat dan ook nog altijd hoog op de internationale politieke agenda. Zo benadrukken Nederland en andere internationale partners bijvoorbeeld dat verworvenheden op het gebied van vrouwenrechten, zoals verankerd in de Afghaanse grondwet, niet ondergeschikt mogen worden gemaakt bij mogelijke onderhandelingen over verzoening.
Nederland en de EU hebben regelmatig het belang van volledige implementatie van nationale en internationale wetgeving en conventies op het gebied van vrouwenrechten en bestrijding van discriminatie en geweld tegen vrouwen benadrukt en zullen dit uiteraard in de toekomst blijven doen. Ook levert Nederland een bijdrage aan het programma van UN Women «Strengthening Ending Violence against Women: policies, programmes and mechanisms in Afghanistan», waarin diverse activiteiten worden ondernomen op het gebied van bestrijding van geweld tegen vrouwen.
Nederlandse inspanningen op het gebied van vrouwenrechten zijn velerlei. In de geïntegreerde politietrainingsmissie in Afghanistan is nadrukkelijk aandacht voor de positie van vrouwen, onder meer bij de ontwikkeling van de curricula, door training van vrouwelijke politieagenten en via verbetering van de toegang voor vrouwen tot het juridisch systeem. Verder is via EUPOL een Nederlander bij het Afghaanse ministerie van Binnenlandse Zaken in Kabul werkzaam als mentor op het gebied van gender en human rights. Half november start een Nederlandse rule of law expert in het EUPOL City Police and Justice team in Kunduz met als voornaamste taakgebied gender en mensenrechten.
Ook op nationaal niveau zet Nederland zich in voor vrouwenrechten. Hierbij gaat het bijvoorbeeld om ondersteuning van programma’s voor betere toegang van vrouwen tot het juridisch systeem of het in kaart brengen van discriminatie van vrouwen in het kader van naleving van de Convention for the Elimination of Discrimination against Women.
In totaal geeft Nederland een bedrag van EUR 7,2 miljoen voor activiteiten die specifiek gericht zijn op gender. De positie van vrouwen is echter een dwarsdoorsnijdend thema in alle activiteiten die Nederland in Afghanistan ontplooit. Het budget voor dit belangrijke thema ligt daarom in feite hoger.
Nederland stelt bij de Afghaanse regering consequent het belang van de eerbiediging van mensenrechten aan de orde, zowel bilateraal als in EU-verband. Daarnaast benadrukt Nederland de noodzaak van een inclusief verzoeningsproces waar ook vrouwen nauw bij worden betrokken en waarbij vrouwenrechten een niet-onderhandelbare voorwaarde voor een akkoord zijn. Ook tijdens de Bonn-conferentie zal Nederland hier opnieuw de aandacht op vestigen. De bezorgdheid over de mogelijkheid dat verworvenheden op het gebied van vrouwenrechten in het verzoeningsproces onder druk zouden kunnen komen te staan is begrijpelijk. Respect voor de grondwet, inclusief de daarin verankerde rechten voor alle Afghaanse mannen én vrouwen, is echter door de Afghanen zelf als voorwaarde voor een politieke oplossing gesteld. Nederland zal daarom blijven pleiten voor het strikt handhaven van de overeengekomen voorwaarden. Eveneens zal Nederland Afghaanse vrouwenorganisaties blijven ondersteunen, opdat zij beter in staat zijn hun stem te laten horen en invloed uit te oefenen op deze politieke processen.
Zie antwoord vraag 5.