Ingediend | 7 oktober 2011 |
---|---|
Beantwoord | 25 januari 2012 (na 110 dagen) |
Indiener | Metin Çelik (PvdA) |
Beantwoord door | Marja van Bijsterveldt (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (CDA) |
Onderwerpen | beroepsonderwijs onderwijs en wetenschap |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2011Z19707.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20112012-1287.html |
Ja.
Ik heb destijds geen afwachtende houding aangenomen. Ik heb de Inspectie van het Onderwijs onderzoek laten doen (augustus 2010) naar de samenwerkingsconstructie. Ik heb met de betrokken Colleges een gesprek gevoerd en kon op basis van de stukken en de uitkomsten van het onderzoek van de Inspectie geen aanwijzingen vinden dat er sprake zou zijn van een formele fusie.
Ik deel uw mening dat in deze casus samenwerking zeker niet mag leiden tot een stijging van de beloning van één van de bestuurders. Sterker nog, dat keur ik ten zeerste af en ik heb dat de betrokken Raad van Toezicht inmiddels laten weten. De toezichthouder dient als werkgever van de collegeleden te komen tot een maatschappelijk aanvaardbare beloning. Om de topinkomens van de bestuurders in de publieke en semipublieke sector te normeren en daarop, indien nodig, te kunnen ingrijpen, heeft het kabinet het wetsvoorstel «normering bezoldiging topfunctionarissen publieke en semipublieke sector» (WNT) ingediend. Afhankelijk van de behandeling door de Eerste Kamer, treedt de WNT vermoedelijk in 2013 in werking. Vooruitlopend op de inwerkingtreding van de WNT voer ik sinds enige tijd al actief beleid om topinkomens van onderwijsbestuurders tegen te gaan. In dit verband verwijs ik u naar de aan uw Kamer hierover gezonden brief (TK 31 288 nr. 147).
Tevens heb ik de Inspectie van het Onderwijs gevraagd om nu aanvullend onderzoek te doen naar de door het ROC van Amsterdam en het ROC Flevoland toegepaste constructie van samenwerking. De hogere bezoldiging van deze bestuurder lijkt op zijn minst erop, dat gehandeld wordt als ware dit een fusie. Ik zal u op de hoogte stellen van de uitkomsten van dit onderzoek en de stappen die ik op basis daarvan denk te gaan zetten.
Nee, zie verder mijn antwoord op vraag 2.
Zie mijn antwoord op vraag 3.
Neen, voor zover mij nu bekend is, zijn hierover geen klachten bij mijn ministerie binnengekomen