Ingediend | 6 oktober 2011 |
---|---|
Beantwoord | 26 oktober 2011 (na 20 dagen) |
Indieners | Geert Wilders (PVV), Wim Kortenoeven (PVV) |
Beantwoord door | |
Onderwerpen | internationaal organisatie en beleid recht staatsrecht |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2011Z19556.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20112012-412.html |
Ik heb met belangstelling kennisgenomen van genoemde nieuwsberichten. Deze zaak is onder de Turkse rechter. Het is niet aan het Kabinet om op dit proces vooruit te lopen. Mede naar aanleiding van deze berichten volgt de Nederlandse ambassade in Ankara deze zaak nauwlettend.
Bahadır Baruter wordt vervolgd voor «het beledigen van religieuze waarden van een deel van de bevolking» op grond van artikel 216.3 van het Turkse strafrecht. Dit wetsartikel is niet per definitie onverenigbaar met het concept van de democratische rechtsstaat.
Nederland heeft al eerder bezorgdheid uitgesproken over de negatieve ontwikkeling rond de vrijheid van meningsuiting en persvrijheid in Turkije en zal dit in contacten met de Turkse autoriteiten aan de orde blijven stellen.
De geloofsvrijheid is de afgelopen drie jaar verslechterd. Nog steeds is er grote, sociale druk op mensen die afstand willen doen van het islamitisch geloof. Volgens het recente voortgangsrapport van de Europese Commissie is er soms sprake van tegenwerking door ambtenaren wanneer mensen hun geloof op hun identiteitskaart wensen te wijzigen. De ontwikkelingen op dit gebied blijf ik dan ook nauwlettend volgen. Hetzelfde geldt voor de eerdergenoemde vrijheid van meningsuiting en persvrijheid.
Het Kabinet ziet er scherp op toe dat kandidaat-lidstaten aan alle toetredingsvereisten voldoen – ook Turkije. Hierbij vormt het onderhandelingsraamwerk van 2005 het toetsingskader, waarbij Turkije zich onder meer dient te houden aan goed nabuurschap, bescherming van minderheden, vrijheid van meningsuiting en persvrijheid. Voorts wordt van kandidaat-lidstaten verwacht dat ze zich verenigen met gemeenschappelijke EU-posities over buitenlandspolitieke onderwerpen.
Ja.