Ingediend | 5 oktober 2011 |
---|---|
Beantwoord | 7 november 2011 (na 33 dagen) |
Indiener | Attje Kuiken (PvdA) |
Beantwoord door | Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
Onderwerpen | organisatie en beleid zorg en gezondheid |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2011Z19428.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20112012-575.html |
Ja.
Deze brief is mij bekend.
Ik kan op grond van artikel 41, eerste lid, onder b, en derde lid, van de Wet BIG, aan een buitenslands gediplomeerde een verklaring omtrent de vakbekwaamheid voor geclausuleerde inschrijving afgeven ten behoeve van kennismaking met het Nederlandse zorgstelsel. Een dergelijke verklaring geef ik af indien de buitenslands gediplomeerde wat betreft kennis voldoet aan de Nederlandse opleidingseisen, maar nog niet gedurende minimaal zes maanden op het desbetreffende vakgebied zelfstandig werkzaam is geweest in de Nederlandse gezondheidszorg. Deze verkorte procedure is in enkele gevallen toegepast bij houders van een buiten de EER verworven diploma, dat eerder door een ander EER land is erkend.
Echter, het toepassen van de geclausuleerde inschrijving in het BIG register was niet verenigbaar met vermelde Richtlijn 205/36/EG, betreffende erkenning beroepskwalificaties op de vermelde categorie diplomahouders:
Op grond van artikel 3, derde lid, van Richtlijn 2005/36/EG heeft men het recht op inhoudelijke beoordeling van de genoten opleiding en de beroepservaring volgens het algemeen stelsel van deze richtlijn en kan men niet zonder een voorafgaande beoordeling van het niveau van de genoten opleiding,
onderworpen worden aan een kennismakingsperiode.
Er is geen sprake geweest van wijziging van de BIG regelgeving. Het gaat om een verschillende interpretatie van de in de Circulaire Vakbekwaamheid Buitenslands Gediplomeerden Volksgezondheid van 24 maart 2010 opgenomen regeling voor een verkorte procedure ten behoeve van een kennismaking met het Nederlandse zorgstelsel (punt 5.2 van deze circulaire).
Echter, degenen, die vóór het afschaffen van de verkorte procedure ten aanzien van de derde landen diplomahouders met erkenning van dat diploma in een ander EER land, een verklaring van vakbekwaamheid hebben verkregen, blijven uiteraard in het BIG-register geregistreerd.
Bij de erkenning van de beroepskwalificaties gaat het niet om de nationaliteit van de arts, maar om de herkomst van het artsdiploma. Het feit dat het in een land buiten de EER verworven artsdiploma is erkend door een ander EER-land geeft op zich geen recht op erkenning in Nederland. Eerst nadat de buitenlandse arts na de erkenning in een ander EER-land ten minste drie jaar beroepservaring in dat land heeft opgedaan ontstaat het recht op inhoudelijke beoordeling van de genoten opleiding en de beroepservaring volgens de vermelde Europese richtlijn (zie artikel 3, lid 3, van Richtlijn 2005/36/EG).
Aan diplomahouders van derde landen (buiten de EER) kan geen verklaring van vakbekwaamheid en BIG-registratie geweigerd worden vanwege de nationaliteit van de diplomahouder. Om als arts in Nederland werkzaam te kunnen zijn voorziet artikel 41 van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg (Wet BIG) in een regeling voor erkenning van een buitenlands diploma en voor registratie en toelating tot de beroepen, als bedoeld in respectievelijk artikel 3 van de Wet BIG, waaronder het beroep arts.
Aan de hand van een assessment worden de kennis en vaardigheden van de buitenlandse diplomahouder getoetst aan de krachtens de Wet BIG gestelde opleidingseisen voor deze beroepen. Het assessment bestaat uit twee onderdelen: de algemene kennis- en vaardighedentoets, vooral gericht op taal- en communicatievaardigheden en een beroepsinhoudelijke toets.
Na een niet voldoende resultaat bij het assessment krijgt men een advies voor het volgen van een aanvullende opleiding om de tekortkomingen weg te werken.
Ik meen dat de artsen niet ten onrechte de dupe zijn geworden van de afschaffing van de regeling van de verkorte toelatingsprocedure met een geclausuleerde inschrijving ten aanzien van hiervoor vermelde diplomahouders.
Het toepassen van de regeling op deze categorie diplomahouders was op grond van het Europese recht niet meer mogelijk.
Migratie van zorgpersoneel van binnen en buiten de Europese Unie kan in sommige gevallen tekorten in bepaalde landen tijdelijk of incidenteel opvangen. Echter, op de Nederlandse arbeidsmarkt wordt van immigratie van zorgpersoneel geen structurele betekenis verwacht.
Daarnaast blijft het uit oogpunt van patiëntveiligheid van groot belang dat buitenlandse diplomahouders voldoen aan de in Nederlands vereiste kennis en vaardigheden om het betrokken beroep te kunnen uitoefenen. Anderzijds moeten de procedures niet meer doen dan dat. Ze moeten bovendien klantvriendelijk en zo kort mogelijk zijn.