Ingediend | 15 september 2011 |
---|---|
Beantwoord | 25 oktober 2011 (na 40 dagen) |
Indiener | Martin Bosma (PVV) |
Beantwoord door | Piet Hein Donner (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA) |
Onderwerpen | bestuur de nederlandse antillen en aruba recht staatsrecht |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2011Z17797.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20112012-399.html |
Ja.
Het gaat om een ontwerp landsverordening dat is voorgedragen door de Staten aan de regering. Het is nu aan de regering van Curaçao om te beslissen of het ontwerp ook wordt bekrachtigd. In het ontwerp dat door de Staten is voorgedragen, wordt de werkgever verplicht om op ten minste 80 procent van de bezette arbeidsplaatsen binnen zijn bedrijf arbeid te laten verrichten door lokale arbeidskrachten. Onder «lokale arbeidskracht» wordt in dit ontwerp verstaan een persoon die op Curaçao arbeid verricht en:
De personen bedoeld onder sub d dienen tevens voldoende ingeburgerd te zijn. Dit houdt in dat zij mondelinge en schriftelijke vaardigheden in het Papiaments en kennis van de Curaçaose samenleving verwerven.
Het is mogelijk dat de Minister van Sociale Ontwikkeling, Arbeid en Welzijn vrijstelling of, op verzoek, ontheffing verleent volgens regels bij landsbesluit houdende algemene maatregelen gesteld.
Het ontwerp raakt aan het gelijkheidsbeginsel zoals dat onder meer is neergelegd in het Twaalfde protocol van het EVRM en het VN verdrag inzake rassendiscriminatie. Voorkeursbeleid hoeft niet altijd in strijd te zijn met het gelijkheidsbeginsel. Het is in dit stadium niet aan mij om te beoordelen of het ontwerp aan de daarvoor geldende strenge eisen voldoet. Het ontwerp ligt bij de regering van Curaçao die daar nog een beslissing over moet nemen.
De ontwerpregeling beoogt de werkgelegenheid voor lokale arbeidskrachten te bevorderen. Het betreft een terrein dat tot de landsaangelegenheden behoort. De landen zijn ingevolge artikel 43, eerste lid, van het Statuut verplicht zorg te dragen voor de verwezenlijking van de fundamentele menselijke rechten en vrijheden, de rechtszekerheid en de deugdelijkheid van het bestuur. Als er strijd is met het gelijkheidsbeginsel als hierboven genoemd, is er dus ook strijd met de zorgplicht geformuleerd in artikel 43, eerste lid, van het Statuut.
In de ontwerp-landsverordening wordt onderscheid gemaakt tussen Nederlanders aan de hand van hun afkomst. Het is op dit moment niet aan mij te beoordelen of dit onderscheid gerechtvaardigd is of niet. Het ontwerp ligt bij de regering van Curaçao die daar nog een beslissing over moet nemen.
De waarde van een gemeenschappelijke nationaliteit is allereerst erin gelegen dat overal in het Koninkrijk dezelfde eisen gelden voor het Nederlanderschap. Het is niet nieuw dat er onderscheid wordt gemaakt tussen bepaalde Nederlanders door Caribische landen van het Koninkrijk. In de regelgeving inzake toelating en uitzetting en de arbeidswetgeving worden andere regels gesteld voor Nederlanders die niet afkomstig zijn van het betreffende land. Het is niet uitgesloten dat landsregelingen onderscheid maken tussen personen die aan bepaalde voorwaarden voldoen en personen die dat niet doen, ook al betreft het allemaal Nederlanders. Ook in Europees-Nederlandse wetgeving gebeurt dat. Het staat de landen vrij – binnen de grenzen die het internationaal recht, het Statuut en de rijkswetgeving stellen – hun landsaangelegenheden te regelen.
Ik ga ervan uit dat de Curaçaose regering voorafgaand aan de bekrachtiging zal nagaan in hoeverre er strijd is met het gelijkheidsbeginsel en hoe – als er wordt bekrachtigd – een landsbesluit houdende algemene maatregelen wordt geformuleerd dat binnen de grenzen van verdragen en het Statuut blijft.