Ingediend | 15 september 2011 |
---|---|
Beantwoord | 25 oktober 2011 (na 40 dagen) |
Indiener | Coşkun Çörüz (CDA) |
Beantwoord door | Piet Hein Donner (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA) |
Onderwerpen | openbare orde en veiligheid terrorisme |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2011Z17793.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20112012-390.html |
Ja.
Uit onderzoek van de Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (AIVD) naar terrorisme is gebleken dat in de afgelopen twee jaar enkele tientallen jihadisten hebben gepoogd om vanuit Nederland deel te nemen aan de internationale jihad in landen als Pakistan, Afghanistan, Jemen en Somalië. Van hen zijn enkele jihadisten nog steeds actief in die landen.
De AIVD probeert zicht te krijgen op (potentiële) «uitreizende» jihadisten. Daartoe doet de AIVD onderzoek, waarbij het onderzoek op internet en de samenwerking met internationale collegadiensten van groot belang is. Daarnaast kan het gebruik van passagiersgegevens dit onderzoek naar «reisbewegingen» versterken.
Mocht de AIVD op basis van het onderzoek indicaties hebben dat iemand wil uitreizen ten behoeve van de jihad, kan de AIVD een ambtsbericht uitbrengen aan het Openbaar Ministerie, op basis waarvan besloten kan worden tot het instellen van een strafrechtelijk onderzoek.
In voorkomende gevallen, wanneer deze indicaties onvoldoende zijn om een strafrechtelijk onderzoek mogelijk te maken, kan de AIVD ook op andere manieren trachten het uitreizen te voorkomen. Daarbij kan worden gedacht aan het confronteren van de betrokkene zelf met het feit dat de AIVD bekend is met de werkelijk intentie van zijn reis, of het mobiliseren van de omgeving van betrokkene.
De bestrijding van strafbare feiten die door terroristische groeperingen en netwerken zijn of worden begaan heeft hoge prioriteit en voortdurende aandacht van het openbaar ministerie.
Het wetboek van strafrecht biedt voldoende mogelijkheden om personen strafrechtelijk te vervolgen. De Wet terroristische misdrijven, op 10 augustus 2004 in werking getreden, heeft tal van strafbepalingen, op de voet van het EU-kaderbesluit inzake terrorismebestrijding, bovendien verder aangescherpt. Teneinde te voorzien in strafrechtelijke aansprakelijkheid wegens het deelnemen én het meewerken aan training voor terrorisme in alle daarvoor in aanmerking komende gevallen is het artikel 134a in het Wetboek van Strafrecht opgenomen (1 april 2010 in werking getreden). Daarin wordt strafbaar gesteld het zich of een ander opzettelijk gelegenheid, middelen of inlichtingen verschaffen of trachten te verschaffen tot het plegen van een terroristisch misdrijf of een misdrijf ter voorbereiding of vergemakkelijking daarvan, dan wel zich kennis of vaardigheden daartoe verwerven of een ander bijbrengen. Het artikel 134a Sr verwijst naar de terroristische misdrijven zoals genoemd in artikel 38 Sr en artikel 83b Sr.
Voor zover de vraag betrekking heeft op het al dan niet plaatsvinden van strafrechtelijk onderzoek, kan hierover, vanwege het mogelijk doorkruisen van opsporingsbelangen, geen mededeling worden gedaan, ook niet ten aanzien van de vraag of dergelijk onderzoek wel of niet loopt.
De bestrijding van strafbare feiten die door terroristische groeperingen en netwerken zijn of worden begaan heeft hoge prioriteit en voortdurende aandacht van het openbaar ministerie. Voor zover de vraag betrekking heeft op het al dan niet plaatsvinden van strafrechtelijk onderzoek, kan hierover, vanwege het mogelijk doorkruisen van opsporingsbelangen, geen mededeling worden gedaan, ook niet ten aanzien van de vraag of dergelijk onderzoek wel of niet loopt.
Mocht de AIVD informatie krijgen dat iemand zich al met jihadistische intenties in het buitenland bevindt en van plan is terug te keren naar Nederland, zal de AIVD proberen zicht te krijgen op deze persoon om verder onderzoek naar betrokkene mogelijk te maken.
De AIVD kan vervolgens een ambtsbericht uitbrengen aan het Openbaar Ministerie, op basis waarvan besloten kan worden tot het instellen van een strafrechtelijk onderzoek. Ook kan de AIVD in bepaalde gevallen een ambtsbericht uitbrengen aan de Immigratie- en Naturalisatiedienst, waarin een persoon als een gevaar voor de nationale veiligheid kan worden aangemerkt. De IND kan daarop besluiten tot intrekking of weigering van een verblijfsvergunning en/of tot een ongewenstverklaring.
Op basis van de Rijkswet op het Nederlanderschap (RWN) is het mogelijk om het Nederlanderschap te ontnemen van een persoon die onherroepelijk veroordeeld is wegens een terroristisch misdrijf. Het terroristische misdrijf moet dan wel gepleegd zijn na de inwerkingtreding van de wijziging van de RWN op 1 oktober 2010. Ook mag het ontnemen van het Nederlanderschap niet leiden tot staatloosheid.