Ingediend | 31 augustus 2011 |
---|---|
Beantwoord | 27 september 2011 (na 27 dagen) |
Indiener | Nine Kooiman |
Beantwoord door | Fred Teeven (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
Onderwerpen | burgerlijk recht recht |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2011Z16629.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20112012-125.html |
De vrouw uit wie een kind is geboren, is door geboorte de juridische ouder van en verkrijgt van rechtswege het gezag over haar kind, tenzij zij ten tijde van de bevalling onbevoegd was tot gezag omdat zij bijvoorbeeld minderjarig was (artt. 198 en 253b Boek 1, Burgerlijk Wetboek (BW)). De zwangerschap en de bevalling rechtvaardigen dit uitgangspunt. De burgerlijke staat van de moeder is voor de vraag of zij het gezag uitoefent derhalve niet bepalend.
Erkenning leidt niet automatisch tot gezag. De situaties waarin een man een kind erkent, kunnen heel divers zijn. De moeder en de erkenner, de juridische vader, kunnen een duurzame relatie met elkaar hebben, maar dit hoeft geenszins het geval te zijn. Zou een erkenning van rechtswege, automatisch, het gezag met zich brengen, dan kan dat voor de moeder een drempel zijn voor het geven van toestemming voor de erkenning. Ook bestaat de kans dat een verzoek om erkenning enkel wordt afgewezen met het oog op de onmogelijkheid van de gezamenlijke uitoefening van het gezag. Een kind heeft in dat geval maar één juridische ouder. Het waar mogelijk hebben van twee juridische ouders, acht ik in het belang van het kind.
Ouders kunnen samen op eenvoudige wijze het gezag verkrijgen door een gezamenlijk verzoek tot plaatsen van een aantekening in het gezagsregister (artikel 252 lid 1 Boek 1 BW). Dit kan op eenvoudige wijze door het versturen van een formulier aan de rechtbank. Als zij het niet eens zijn over een gezamenlijke uitoefening van het gezag, dan kan de vader de rechter verzoeken hem samen met de moeder of in plaats van de moeder met het gezag te belasten (artikel 253c lid 1 Boek 1 BW). Een verzoek om gezamenlijk gezag door de juridische ouder – vader – wordt in beginsel toegewezen. Een verzoek wordt alleen afgewezen als dit in het belang is van het kind. In de wet is bepaald dat afwijzing alleen geschiedt als er een onaanvaardbaar risico is dat het kind klem of verloren zou raken tussen de ouders en niet te verwachten is, dat hierin binnen afzienbare tijd voldoende verbetering zou komen, of als afwijzing anderszins in het belang van het kind noodzakelijk is (artikel 253c lid 2 BW). Het onderscheid tussen kinderen geboren binnen en buiten huwelijk is dus zo beperkt mogelijk en wordt door het belang van het kind gerechtvaardigd.
Zie antwoord vraag 1.
Zie antwoord vraag 1.
Nee, de procedure is in Nederland niet omslachtiger dan in de ons omringende landen. De procedure voor het verkrijgen van gezag verschilt per land en hangt onder meer samen met het afstammingsrecht van het land dat het betreft.
Duitsland en Zweden kennen een systeem vergelijkbaar met het Nederlandse, zowel wat betreft het afstammingsrecht als het recht inzake het ouderlijke gezag. In België zijn de erkenning en het ouderlijke gezag wel aan elkaar gekoppeld. In Frankrijk moet een kind buiten huwelijk zowel door zijn moeder als vader worden erkend. Als zij het kind vrijwillig hebben erkend voordat het kind 1 jaar is geworden en zij ten tijde van de erkenning samenleefden, oefenen zij als regel gezamenlijk het gezag uit. Erkent één van de ouders het kind niet in zijn eerste levensjaar, dan oefent de andere ouder het gezag alleen uit.
Ja.