Ingediend | 26 augustus 2011 |
---|---|
Beantwoord | 19 september 2011 (na 24 dagen) |
Indiener | Marianne Thieme (PvdD) |
Beantwoord door | Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
Onderwerpen | ziekten en behandelingen zorg en gezondheid |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2011Z16501.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20102011-3686.html |
Ja.
Voor veel infectieziekten, ook voor Q-koorts, geldt dat slechts een deel van de mensen die in contact komen met de ziekteverwekkers en besmet raken ook daadwerkelijk ziek wordt. Van de mensen die wel klachten krijgen, zullen velen niet naar de huisarts gaan. Q-koorts wordt alleen gemeld als mensen met klachten de huisarts bezoeken en de huisarts de diagnose laat bevestigen door laboratorium onderzoek. Er is voor infectieziekten dus altijd een groot verschil tussen het aantal besmettingen, het aantal zieken en het uiteindelijk aantal meldingen.
De ongeveer 4 000 bekende gevallen zijn gebaseerd op meldingen. Het aantal van 36 000 is een schatting van het aantal besmettingen door middel van bloedonderzoek. Zoals uitgelegd in het antwoord op vraag 2, wordt dit verschil bij veel infectieziekten gezien. In de schatting op basis van bloedonderzoek zijn ook mensen opgenomen die wel besmet waren maar geen verschijnselen hadden, maar ook de mensen die wel verschijnselen hadden maar daarmee niet naar de dokter zijn gegaan.
Bij het RIVM zijn voor 2009 zeven, voor 2010 elf en voor 2011 één sterfgeval met Q-koorts bekend.
Chronische Q-koorts is in tegenstelling tot acute Q-koorts niet meldingsplichtig zoals ik ook heb gemeld in eerdere antwoorden op kamervragen van het lid Thieme over chronische Q-koorts (vergaderjaar 2010–2011, nr. 1926). Het RIVM schat dat op dit moment bij ongeveer 200 patiënten chronische Q-koorts is vastgesteld. Deze inschatting is gebaseerd op contacten met de diverse ziekenhuizen waar patiënten met chronische Q-koorts worden behandeld.
Het aantal besmettingsgevallen is hoger dan het aantal gemelde gevallen, maar niet hoger dan verwacht.
Een deel van de besmettingen die ongemerkt verlopen of die gepaard gaan met slechts milde klachten kan in een latere fase toch tot chronische Q-koorts leiden. Het is onbekend bij welk percentage dat aan de orde is.
Wel is bekend dat chronische vermoeidheid na Q-koorts sterk samenhangt met de ernst van de klachten tijdens de acute fase.
De belangrijkste maatregel in de bestrijding van de Q-koorts voor de lange termijn is de vaccinatie van professioneel gehouden melkgeiten en -schapen, en geiten en schapen op publieksboerderijen. Het uitblijven van een piek in humane besmettingen tijdens de afgelopen lammerperiode bevestigt de effectiviteit van deze strategie.
De staatssecretaris van EL&I is niet voornemens een dergelijke verzekering verplicht te stellen. Het al dan niet afsluiten van een verzekering die mogelijke schadeclaims kan dekken is een verantwoordelijkheid van de individuele ondernemer.
Nee. In eerdere antwoorden op kamervragen van het lid Thieme (TK 2010–2011, Aanhangsel 2121) heb ik al aangegeven die adviezen ongenuanceerd te vinden. Bovenal is door de vaccinatie van melkgeiten en -schapen de uitstoot van Q-koorts bacteriën, en daarmee het risico op besmetting drastisch gedaald.
De staatssecretaris van EL&I en ik hebben uitvoerig met uw Kamer gesproken over de lessen van de bestrijding van de Q-koortsepidemie en de noodzakelijke maatregelen voor de toekomst (TK 2010–2011, 28 286 nr. 445).