Ingediend | 11 augustus 2011 |
---|---|
Beantwoord | 9 september 2011 (na 29 dagen) |
Indiener | Attje Kuiken (PvdA) |
Beantwoord door | Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
Onderwerpen | organisatie en beleid zorg en gezondheid |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2011Z16037.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20102011-3591.html |
Onder de geïntegreerde eerstelijnszorg vallen zowel de prestaties van de drie keten DBC’s voor chronische ziekten (COPD, vasculair risicomanagement en diabetes), als de prestaties die vallen onder de beleidsregel ten behoeve van nieuwe zorgprestaties (hierna: beleidsregel innovatie) en de beleidsregel Geïntegreerde Eerstelijns Zorg (hierna: beleidsregel GEZ).
In totaal was in 2010 voor de geïntegreerde eerstelijnszorg € 171 miljoen beschikbaar: € 36, 9 miljoen was bestemd voor beide beleidsregels, voor de ketens was € 134,1 miljoen gereserveerd. In 2010 is volgens de CVZ cijfers (levering maart 2011) voor de drie keten DBC’s en de beleidsregel Innovatie en GEZ een totaal bedrag van € 241 miljoen gedeclareerd. Dit betekent een overschrijding van € 70 miljoen.
In de begroting 2010 was voor keten DBC’s € 241,5 miljoen gereserveerd. Dit bedrag is in de loop van 2010 aangepast omdat de keten hartfalen niet van start ging, de keten COPD pas op 1 juli 2010 van start ging en de praktijkondersteuner somatiek (hierna: POH-s), in tegenstelling tot het eerdere voornemen, pas met ingang van 1 januari 2011 is komen te vervallen als separaat declarabel consult. Hiervoor is het oorspronkelijke bedrag van € 241,5 miljoen neerwaarts bijgesteld, dit ten gunste van met name het huisartsenkader. Een deel van deze bijstelling is ten gunste van het kader medisch specialisten en diëtetiek gekomen. Deze neerwaartse bijstelling heeft geleid tot een bedrag van € 134,1 voor chronische keten DBC’s in 2010. Dit bedrag is terug te vinden in de begroting 2011.
Voor de onderdelen innovatie en GEZ binnen de post geïntegreerde eerstelijnszorg was in 2010 € 36,9 miljoen beschikbaar. De geïntegreerde eerstelijnszorg vindt haar oorsprong in de gezondheidscentra. Voor 2010 was hiervoor € 18,6 miljoen beschikbaar. Dit bedrag is onderdeel van het huisartsenkader zoals terug te lezen is in de ontwerpbegroting 2010. Verder heeft VWS voor 2010 een reservering aangelegd voor de introductie van de ketens. Als gevolg van de bovengenoemde ontwikkelingen binnen de ketens is deze reservering ten gunste van de geïntegreerde eerstelijnszorg gebracht. Met deze reservering is een bedrag van € 18,3 miljoen gemoeid.
Welke aanbieders bijdragen aan de zorg varieert per chronische aandoening en is afhankelijk van het zorgprogramma dat door de verzekeraar wordt gecontracteerd. Binnen de keten DBC voor diabetes hebben de huisarts en de POH-s een prominente plek in de levering van zorg. Dit is terug te vinden in zowel de beschreven zorg in de zorgstandaard diabetes als ook in de inkooprichtlijnen van verzekeraars.
Bij de start van de keten DBC’s in 2010 was al duidelijk dat een substantieel deel van de integrale zorg huisartsenzorg betrof. Bij het vaststellen van het begrote bedrag voor de keten DBC’s is € 95 miljoen vanuit het huisartsenkader overgeheveld naar de post chronische keten DBC’s. Daarnaast zijn vanuit de kaders voor medisch specialistische zorg (€ 38 miljoen) en de diëtetiek (€ 3,8 miljoen) bedragen overgeboekt. Daarnaast zien we dat ook de zorg die in het kader van de beleidsregel innovatie en de beleidsregel GEZ wordt geleverd een aanzienlijk deel huisartsenzorg betreft. Met name via de beleidsregel innovatie werden nog veel ketenzorgprojecten diabetes, die voor 2010 waren gestart, bekostigd.
Mijns inziens is de veronderstelling dat meer dan de helft van de uitgaven aan geïntegreerde eerstelijnszorg op het conto komt van huisartsenzorg dan ook verantwoord.
Bij het terughalen van overschrijdingen bezie ik de basiszorg als één geheel. Chronische zorg is ook basiszorg. Juist bij de zorgverlening aan chronisch zieken moet de zorgverlening goed op elkaar afgestemd zijn en – waar mogelijk – dichtbij de patiënt worden aangeboden. De chronische zorg buiten de basishuisartsenzorg plaatsen doet mijns inziens afbreuk aan de rol die huisartsenzorg heeft in ons stelsel. Naast de geïntegreerde eerstelijnszorg kent de huisartsenbekostiging nog meer onderdelen waarvoor vrije tarieven gelden, ook deze worden niet los gezien van het reguliere huisartsenkader.
Vanwege de problematische economische toestand zie ik mij genoodzaakt de overschrijding op de basiszorg binnen de daarvoor beschikbare bedragen terug te halen. Voor de komende jaren is er ondanks deze korting binnen de begroting nog steeds groei mogelijk voor de basiszorg. Deze groei maakt mijns inziens de ontwikkeling van een geïntegreerde eerstelijnszorg nog steeds goed mogelijk.
De ontwerpbegroting van VWS voor 2012 wordt bij Prinsjesdag aangeboden aan het Parlement. Op de cijfers wil ik niet vooruitlopen. Wel zal voortaan de geïntegreerde eerstelijnszorg niet als onderdeel van het huisartsenkader worden weergegeven.
Zie mijn reactie op vraag 1.
Door de druk die er dit jaar ligt op de Rijksfinanciën en doordat er binnen de eerstelijn al twee jaar lang meer is uitgegeven dan de groeiruimte die toebedeeld was, moet ik dit jaar maatregelen nemen. Iedereen draagt daarin bij, want wat ik niet wil is de rekening alleen bij de burger neerleggen.
Ik heb per sector bekeken wat nodig en mogelijk was. Om de toegankelijkheid van de huisartsenzorg voor de patiënt volledig vrij te houden kies ik niet voor eigen bijdragen of pakketverkleining, maar maak ik de keuze om de uitgaven die er de afgelopen jaren bovenop de toegestane groei van het kader zijn gedaan, terug te halen. Hoewel ik me ervan bewust ben dat dit een ingrijpende keuze is, ben ik van mening dat die keuze verantwoord is als ik kijk naar de uitkomsten van het kostenonderzoek van de NZa uit 2008. Dat onderzoek liet een overwinst zien van € 366 miljoen. Later is dit bedrag als gevolg van een aantal correcties, waaronder een correctie voor de introductie van keten-dbc´s en een correctie voor M&I/verrichtingen, bijgesteld naar € 172 miljoen. Mijn voorganger heeft in 2009 met de sector afgesproken dit bedrag niet te korten op de tarieven. Daar stond tegenover dat de sector werk zou maken van het beter inzichtelijk maken van prestaties, zodat er beloning naar prestatie mogelijk zou worden. Tot op heden acht ik de voortgang op dit gebied onvoldoende.
De tariefmaatregel op de huisartsenzorg leg ik niet op omdat ik vind dat de huisartsen te veel of onnodig werk hebben gedaan. Integendeel, ik vind de versterking van geïntegreerde zorg in de buurt een hele goede ontwikkeling. Er is echter geen financiële ruimte om de extra uitgaven die zijn gedaan, bovenop de reeds toegekende groei, te faciliteren.
Dit mag het beleid dat ik wil voeren omtrent basiszorg echter niet in de weg staan. Juist nu moeten we zoeken naar slimmere oplossingen om de kwaliteit van zorg hoog te houden, de organisatie van de eerstelijn te versterken en de rol van de patiënt bij zijn of haar behandeling te vergroten. En ik denk ook dat dit kan. Immers, hoewel de groeiruimte komend jaar minder groot is dan voorheen, komt er nog steeds geld bij voor de eerstelijnszorg. Ik vind het onze plicht om het geld dat er is op een zo slim mogelijke manier in te zetten. Wanneer de sector echter aantoonbare bewijzen heeft dat door substitutie in andere sectoren kosten worden bespaard, ben ik uiteraard bereid om in de toekomst meer geld vrij te maken voor de huisartsenzorg.
Met betrekking tot overschrijdingen in de tweedelijns somatische zorg kan worden opgemerkt dat deze niet ongemoeid blijven. Voor de vrijgevestigde medisch specialisten treedt met ingang van 2012 een beheersmodel in werking. Binnen dit model wordt uitgegaan van instellingsbudgetten, die op macroniveau inpasbaar zijn in het beschikbare budgettaire kader. Hierover zijn bestuurlijke afspraken gemaakt met de Orde van Medische Specialisten.
Daarnaast is onlangs het Bestuurlijk hoofdlijnenakkoord gesloten tussen de vertegenwoordigers van de ziekenhuizen, ZN en VWS. In dit hoofdlijnenakkoord zijn onder andere afspraken gemaakt over een beheerste kostenontwikkeling van de ziekenhuiszorg van 2,5% vanaf 2012 (exclusief loon- en prijsbijstelling). Onderdeel van de afspraken is het redresseren van de meerjarige doorwerking van de overschrijdingen 2010. Deze afspraak leidt ertoe dat instellingen en verzekeraars per 2012 maatregelen moeten nemen voor een bedrag van € 265 miljoen.
De ZBC’s lopen met betrekking tot het kostendeel mee in het hoofdlijnenakkoord met de ziekenhuiszorg en ten aanzien van het honorariumdeel mee in de afspraken van medisch specialisten. De doorwerking van overschrijdingen worden binnen de afspraken meerjarig grotendeels gemitigeerd.