Ingediend | 20 juli 2011 |
---|---|
Beantwoord | 24 augustus 2011 (na 35 dagen) |
Indiener | |
Beantwoord door | |
Onderwerpen | europese zaken internationaal |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2011Z15659.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20102011-3396.html |
De documentaire schetst een verontrustend beeld over mogelijk misbruik van Europese fondsen in Sliven, Bulgarije.
Naar aanleiding van de documentaire heb ik de Europese Commissie om een reactie gevraagd. De Commissie deelt uw en mijn verontrusting en is in samenwerking met het Europese anti-fraudebureau (OLAF) een onderzoek gestart naar de vermeende misstanden. Dit onderzoek loopt en is nog niet afgerond. Ik zal dit dossier blijven volgen en uw Kamer, indien daartoe aanleiding bestaat, informeren over de uitkomsten van het onderzoek.
In algemene zin zijn de EU-lidstaten in eerste instantie zelf verantwoordelijk voor preventie en detectie van fraude met Europese gelden en het nemen van maatregelen in geval van fraude. De Commissie heeft in dit verband een toezichthoudende rol op het financieel beheer door de lidstaten.
De informatievoorziening door de Bulgaarse autoriteiten en de Europese Commissie over onregelmatigheden en eventuele fraude met de besteding van Europese gelden is tot op heden zeer summier. Het Europees Parlement heeft er inmiddels op aangedrongen dat de informatievoorziening hierover verbetert. OLAF heeft aangekondigd daar actie op te ondernemen.
OLAF is voor de preventie, opsporing en vervolging van fraude echter grotendeels afhankelijk van de medewerking van lidstaten, immers strafrechtelijke vervolging en -onderzoek is een zaak van de individuele lidstaat. Zowel in het financieel beheer door lidstaten als in de melding en de vervolging van fraude door lidstaten valt nog veel te verbeteren.
OLAF heeft recent voorstellen gedaan om de opsporing en vervolging van fraude te verbeteren, bijvoorbeeld door het instellen van een Europese officier van justitie (Nederland vindt overigens dat dit een nationale bevoegdheid moet blijven), het verbeteren van de meldingen van fraude, het versnellen van het opsporingsonderzoek en een betere monitoring van de voortgang daarvan (Nederland kan dit voorstel steunen mits dit niet leidt tot onevenredige administratieve lastenverzwaring), en «naming and shaming» van lidstaten die niet goed meewerken met de bestrijding van fraude en die de nakoming van OLAF-verplichtingen niet serieus nemen (volledige steun van Nederland).
Zie antwoord vraag 2.
Zie antwoord vraag 2.
Zie antwoord vraag 2.
Zie antwoord vraag 2.
Zie antwoord vraag 2.