Ingediend | 19 juli 2011 |
---|---|
Beantwoord | 21 september 2011 (na 64 dagen) |
Indiener | Karen Gerbrands (PVV) |
Beantwoord door | |
Onderwerpen | economie overige economische sectoren |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2011Z15637.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20112012-24.html |
Ja.
Sinds 2005 is het beleid van de Regering erop gericht om te komen tot de aanwijzing en de bescherming van een aantal mariene gebieden. Deze gebieden zijn beschreven in het Integraal Beheerplan Noordzee 2015 (zie met name Hoofdstuk 7, p. 81 e.v.). Dit beleid is het gevolg van de Europese verplichting onder de Vogelrichtlijn (Richtlijn van de Raad nr. 79/409/EEC van 2 april 1979) en de Habitatrichtlijn (Richtlijn van de Raad nr. 92/43/EEC van 21 mei 1992) om gebieden op zee aan te wijzen die een speciale bescherming zullen genieten.
In 2008 heeft de toenmalige minister van LNV deze gebieden aangemeld bij de Europese Commissie om te voldoen aan de verplichting van de Habitatrichtlijn. In 2009 heeft de Europese Commissie deze gebieden goedgekeurd door plaatsing op de lijst van gebieden van gemeenschapsbelang. Sinds 2009 loopt het proces dat tot doel heeft te komen tot de bescherming van deze gebieden onder de Natuurbeschermingswet 1998. Ook worden in dat verband beschermingsmaatregelen vastgesteld. Bij dit proces zijn zowel de wetenschap, het visserijbedrijfsleven als de natuurbeschermingsorganisaties betrokken. Ik heb uw Kamer verschillende malen bericht over deze projecten (zgn. VIBEG-project dat ziet op de gebieden Noordzeekustzone en Vlakte van de Raan; en internationale FIMPAS-project dat ziet op de gebieden Friese Front, Klaverbank en Doggersbank).
De totale oppervlakte van de mariene Natura 2000 gebieden beslaat 19% van het Nederlandse deel van de Noordzee. Slechts een deel hiervan zal beperkende maatregelen kennen, de precieze inhoud en omvang hiervan wordt ingevuld in de lopende trajecten VIBEG (kust) en FIMPAS (visserijzone).
De eerder door mij aan uw Kamer toegestuurde rapporten van het LEI (Landbouweconomisch Instituut) geven geen aanleiding genoemde faillissementen te veronderstellen. Bovendien worden de maatregelen in nauwe samenspraak met de sector voorbereid (zgn. FIMPAS project, zie ook vraag 2). Uiteindelijk zullen de maatregelen in kader van het Gemeenschappelijk Visserijbeleid getroffen moeten worden. Deze maatregelen dienen voor de gebieden in de kustzone (Vlakte van de Raan en Noordzeekustzone) te worden goedgekeurd door de Europese Commissie. Voor de overige gebieden (Doggersbank, Klaverbank en Friese Front) is de Europese Commissie verantwoordelijk voor het nemen van de maatregelen.
Voor de ecologische onderbouwing van de aan te wijzen Natura2000 gebieden op de Noordzee verwijs ik u naar mijn brief van 14 juni jl. (TK 2010–2011, 32 002, nr. 11), waarin de ter zake relevante studies zijn genoemd.
Zoals aangegeven bij het antwoord op vraag 2 voer ik het sinds 2005 aangekondigde beleid uit. Ik doe dit in goede afstemming met de wetenschap, de natuurbeschermingsorganisaties, het visserijbedrijfsleven, ICES en de Europese Commissie.
Ik heb regelmatig contact met vissers en hun voormannen. Voor de bijvangstpercentages verwijs ik graag naar de wetenschappelijke rapportages van ICES, STECF en de FAO. IMARES heeft onlangs in opdracht van mijn departement en het Productschap Vis een overzicht gegeven van discards in de Nederlandse situatie: Röckmann, C.; Quirijns, F.; van Overzee, H.; Uhlmann, S. (2011). Discards in fisheries – a summary of three decades of research at IMARES and LEI. Report number C068/11, IMARES Wageningen UR.