Ingediend | 11 juli 2011 |
---|---|
Beantwoord | 1 september 2011 (na 52 dagen) |
Indiener | Manja Smits |
Beantwoord door | Marja van Bijsterveldt (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (CDA) |
Onderwerpen | onderwijs en wetenschap organisatie en beleid |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2011Z15381.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20102011-3480.html |
Ik vind dat de inzet van interim-bestuurders zoveel mogelijk moet worden beperkt. Vanuit dat perspectief deel ik uw zorgen op grond van de diverse uitspraken in het artikel. Dat neemt niet weg dat er soms een goede reden kan zijn voor een instelling om – voor een kortere periode – gebruik te maken van een interim-bestuurder. De instelling moet in dat geval een gedegen afweging maken.
In vergelijking met een gemiddeld maandsalaris van een leraar lijkt een dagtarief voor een interim-bestuurder zoals genoemd in het artikel hoog. Het salaris van een leraar en het dagtarief van een interim-bestuurder kunnen echter niet zonder meer met elkaar worden vergeleken. In het tarief van een interim-bestuurder zit bijvoorbeeld ook de vergoeding voor sociale werkgeverslasten zoals de pensioenbijdrage, reiskostenvergoeding, vergoeding voor de uitlenende organisatie e.d.
Of er sprake is van ondoelmatige besteding van onderwijsgeld kan ik op basis van alleen dit gegeven niet beoordelen. Uit het artikel maak ik op dat het hier gaat om een vergoeding over 2010. Met ingang van het verslagjaar 2010 zijn onderwijsinstellingen op grond van de Regeling jaarverslaglegging onderwijs verplicht om de beloningsgegevens inclusief de belastbare onkostenvergoedingen voor bestuurders op te nemen in het jaarverslag. Deze jaarverslagen over 2010 zijn medio juli 2011 ingestuurd. Mede aan de hand van een analyse van alle gegevens in het desbetreffende jaarverslag, inclusief de bijbehorende verklaringen van de instellingsaccountants, zal ik beoordelen of hier sprake is van een ondoelmatige besteding van overheidsmiddelen over 2010.
Onderwijsinstellingen zijn op grond van de Regeling jaarverslaglegging onderwijs verplicht om de beloningen – op jaarbasis – van individuele bestuurders op te nemen in het jaarverslag. Deze beloningen zijn niet één op één terug te leiden tot dagtarieven. Gezien het toekomstig beleid in het wetsvoorstel «wet normering bezoldiging topfunctionarissen publieke en semipublieke sector» (WNT) rond de beloningen van topfunctionarissen, waaronder interim-bestuurders, zie ik geen aanleiding daarenboven nu alle interim-bestuurders jaarlijks in kaart te brengen. In dit verband verwijs ik u verder naar het antwoord op vraag 8.
De redenen om een interim-bestuurder aan te trekken kunnen zeer divers zijn. Het kan bijvoorbeeld bedoeld zijn ter overbrugging van een overgangsperiode van een oud naar een nieuw bestuur, het gevolg zijn van een vertrouwensbreuk dan wel noodzakelijk worden geacht als tijdelijke vervanging van een bestuurder. Een directe relatie met de schaalgrootte zie ik vooralsnog niet. Overigens treedt per 1 oktober 2011 de wet fusietoets in het onderwijs in werking. Deze wet zorgt ervoor dat scholen en besturen in hun organisatie de «menselijke maat» in acht moeten nemen.
Een instelling doet er verstandig aan om het gebruik van tijdelijke bestuurders te beperken. Schoolbesturen zijn echter autonoom en maken zelf de afweging of het noodzakelijk is een tijdelijke bestuurder aan te trekken. Andere maatregelen zoals bijvoorbeeld de versterking van de financiële deskundigheid en verbetering van de professionalisering van schoolbestuurders kunnen de noodzaak voor de inhuur van interim-bestuurders doen afnemen. De achtergrond hiervan is onder andere dat de bekostiging van scholen zoveel mogelijk ten goede moet komen aan het primaire proces.
Zie het antwoord bij de vragen 3 en 6.
De WNT, zoals deze nu voorligt, zal ook van toepassing zijn op interim-bestuurders in het onderwijs. Het gaat daarbij om interim-bestuurders die in een periode van achttien maanden ten minste twaalf maanden in een functie als topfunctionaris werkzaam zijn. Die keuze is gemaakt omdat bij kortere periodes vaak sprake is van echte noodsituaties en een instelling dan afhankelijk is van de markt. Zodra iemand echter langer dan twaalf maanden werkzaam is, wordt met terugwerkende kracht het maximum van toepassing. Voor wat betreft de maximumbeloning van interim-bestuurders in het onderwijs zal het sectorale beloningsmaximum, zoals dat zal gelden voor de onderwijsbestuurders in de betreffende sector, van toepassing zijn.
Zie mijn antwoord op vraag 8.